Onze favorieten
Beroepslezen
De leesclub van…
Lezende pubers
Grepen uit de geschiedenis
Jonge lezers
Braaf in de boekhandel
Inschrijven nieuwsbrief
Februari 2020: Tsjip
Zowel Tsjechov als Carmiggelt wisten het: de dankbaarste onderwerpen om over te schrijven zijn kinderen en honden. Dat komt misschien omdat beiden zo onomwonden nieuwsgierig en ontroerend eerlijk zijn.
Zo zijn jonge kinderen vaak pientere literaire critici. ‘Ik ben op zoek,’ zei een vader tegen mij, ‘naar een boek over klassieke mythologie voor kinderen.’ De lezer in kwestie was zijn zoontje, een intellectueel gezien vroegrijp jongetje van zes. De jonge classicus in de dop had genoten van de verhalen over Theseus in het labyrint, en van diens avonturen met de Minotaurus, Ariadne en de bol touw. Maar, was de strenge vraag geweest, hoe ging het verhaal nou verder? Waren de twee uiteindelijk nog bij elkaar gekomen? Hoeveel kinderen hadden ze gekregen? Wie van de twee verschoonde de kattenbak? En wat vonden ze het lekkerste op hun pannenkoeken? Mijns inziens zou het een volwassene gewoon niet meer lukken zulke nuchtere vragen over boeken te stellen.
Niet dat volwassenen deze capaciteit voor eerlijke kritiek altijd kwijt zijn. Ik moet denken aan een van onze klanten: hij was op zoek naar een historische roman en wist zich daarbij heel goed in dat kritische kind te verplaatsen. Hij verklaarde dat hij Thomas Rosenboom niet wilde lezen. Niet omdat hij, zoals ik vervolgens suggereerde, diens neorealistische stijl niet kon waarderen. ‘Nee, dat is het niet,’ verklaarde hij mij geduldig: ‘zijn kop staat me gewoon niet aan.’ En dat is misschien wel de beste reden om een boek niet te willen lezen, wat de critici in de zaterdagbijlagen ook zeggen.
Wat honden over klassieke mythen denken, zullen we misschien nooit weten, maar de nieuwsgierigheid van het zoontje van mijn klant is ook hun zeker niet vreemd. Dat die eigenschap bij een hond ook heel tragisch kan uitpakken, is mij nu wel duidelijk. We hebben bij Van Someren namelijk sinds een half jaar een winkelhond. Heeft u haar nog nooit opgemerkt? Dat is niet vreemd, want ze bleek al snel niet erg aan het functieprofiel te beantwoorden: dat hield vooral in dat ze rustig moest stilliggen en er lief uit moest zien.
Ze heet Tsjip, naar het jongetje uit Elsschots gelijknamige novelle, maar zelfs die onomatopeïsche naam heeft niemand kunnen voorbereiden op de geluiden die dit energieke ruwharige teckeltje uitstoot als ze in de winkel te gast is. We hebben zeker geprobeerd haar te laten wennen aan een omgeving waarin steeds weer andere interessante mensen langs haar neus lopen, maar ook haar hok, dat uit het zicht achter het bureau halverwege de winkel opgesteld stond, was haar te saai.
Als na tien minuten de snoepjes op waren en het speeltje terzijde werd geworpen, werd de tantaluskwelling te erg: mevrouw wilde de rest van de winkel onderzoeken, en dat liet ze weten. Het resulterende geluid hield het midden tussen de doodsrochel van een kalkoen in de wurggreep van een bloeddorstige marter en het klagelijke jammeren van een baby die al drie nachten door groeikrampjes geteisterd wordt. En dat geluid blijkt nou juist van de perfecte toonhoogte te zijn om kleine kinderen bang te maken en trouwe klanten verwijtende blikken op het personeel te laten werpen. De gruwelijke verwondingen die een tweetal te ver van de kelderkast afgedwaalde plumeaus uiteindelijk opliep, zorgden ervoor dat Tsjip nu, vooralsnog althans, persona non grata in de winkel is.
Oliver Gee (1982) studeerde kort Theologie in Utrecht en daarna Nederlandse letterkunde in Amsterdam. Doordeweeks is hij docent Nederlands in Arnhem, op zaterdag staat hij bij Van Someren & Ten Bosch in de winkel. Oliver woont sinds vier jaar met zijn vriend in Brummen, waar hij hun huis volstouwt met negentiende-eeuwse boeken.