Anna Maria van Schurman
In een tijd waarin vrouwen niet aan een universiteit mochten studeren, volgde Anna Maria van Schurman (Keulen 1607–1678 Friesland) colleges vanachter een gordijn. Ze werd in 1636 als eerste vrouwelijke student in Nederland aan de universiteit toegelaten, waar ze colleges volgde in de letteren, geneeskunde en theologie.
Van Schurman ontwikkelde zich tot humanist, taalkundige, theoloog, dichter en kunstenaar en zou bekend worden als ‘het juweel van de geleerde vrouwen’. In 1638 schreef ze een verhandeling over het recht van vrouwen om een wetenschappelijke opleiding te volgen. Ze correspondeerde met belangrijke geleerden in heel Europa en beheerste vele talen – naast het Grieks en Latijn ook bijvoorbeeld Hebreeuws, Aramees en Arabisch. Door haar talenkennis, haar kunstzinnigheid en haar belezenheid was ze een echte homo universalis. Haar eruditie werd geroemd en er hingen portretten van haar in de Italiaanse Academie van de Wetenschappen en het Koninklijk Paleis in Stockholm.
Maar later werd ze door haar intellectuele vrienden verguisd, nadat ze zich had aangesloten bij de labadisten, een protestantse sekte. Volgens Constantijn Huygens had ze niet naar dat ‘meestertje’ – De Labadie – moeten luisteren, maar naar de ‘meesters’, verstandige mannen zoals hij.
Van Schurman schreef onder meer gedichten en theologische verhandelingen, en beoefende verschillende kunstvormen.