Banner trap

Nieuwsarchief

Eerdere favorieten

vertaald uit het Frans door Irene Beckers

Bram over Het voorval

In Het voorval vertelt de Franse schrijfster Annie Ernaux hoe zij in de jaren zeventig van de vorige eeuw een clandestiene abortus onderging.
De reden waarom ze de abortus wil, wordt (bijna) niet uitgelegd en is ook niet belangrijk: er is een vrouw die abortus wil, daar gaat het om. Mannen willen en dokters mogen (door de destijds geldende abortuswetten) haar niet helpen, zodat ze naar Parijs moet om daar door een ‘engeltjesmaker’ in een achterkamer verlost te worden.
Niet alleen de abortus zelf, maar vooral ook de wereld eromheen maakt dit verhaal heftig. Net als de wetenschap dat dit slechts één van de vele verhalen was in die tijd.

Toen ik het boek uit had, was er een sprankje (naïeve) hoop in mijn achterhoofd: gelukkig zijn we nu iets verder in de maatschappij en zijn zulke praktijken minder aan de orde. Maar toen kwam het nieuws dat in sommige delen van de Verenigde Staten abortus weer verboden gaat worden.

Ernaux weet verbanden te leggen met sekse-ongelijkheid, klassenverschillen en immigratie. Ze laat zien hoe gevaarlijk het is als wetten ontworpen zijn om vrijheden te beperken en je het recht op zelfbeschikking ontnomen wordt.

Dit boek moet gelezen worden, door mannen, door vrouwen, door artsen en politici. Lees het, ervaar het en huiver.

vertaald uit het Duits door Bart van Kreel

Herman over Nietzsche van Stefan Zweig

Flapteksten zijn bedrieglijke verleiders. ‘Dit meesterlijke portret van de mens Nietzsche is een indrukwekkend document om het denken van de filosoof grondig te begrijpen.’ Dat is echt onzin, want als het portret (ruim 100 pagina’s) van Nietzsche door Zweig iets leert dan is het dat Nietzsche zichzelf niet eens de tijd gunde het eigen denken dieper te doorgronden, laat staan dat de lezer dat zou kunnen.

En toch is dit portret een groot cadeau voor de lezer. De heerlijke – af en toe een beetje over de top – taal van Zweig laat zien hoe deze filosoof altijd hartstochtelijk, zelfs pijnlijk wanhopig op zoek was naar de avonturen van de geest. Laat ik, liever dan met de valse pretentie van een kenner, u verleiden met twee citaten.

‘Op Nietzsche rust een vloek, hij is gedoemd onophoudelijk te denken, zoals de wilde jager in het sprookje eeuwig moet jagen: zijn hartstocht is zijn kwelling, zijn nood geworden, en zijn ademhaling, zijn schrijfstijl heeft dat springerige, hete, dat opgejaagde…’

‘Bij de andere Duitse filosofen kabbelt het bestaan op episch-kalme wijze voort, hun filosofie komt neer op het behaaglijk-ambachtelijk voortborduren op een ooit uit de war gehaalde knoop, ze filosoferen als het ware vanuit de luie stoel…’

Een grondig begrip van zijn denken zult u door lezing van dit portret niet krijgen, maar wel een prachtig beeld van een echt en grenzeloos mens.

vertaald uit het Italiaans en samengesteld door Yond Boeke en Patty Krone

Jacinthe over Geluksvogels

Voor iedere dag van het jaar een verhaal schrijven; dat was wat Luigi Pirandello (1867 – 1936), die in 1934 de Nobelprijs ontving, met zijn Novellen voor een dag voor ogen had. Het project zou uiteindelijk stranden, maar de meer dan 800 pagina’s tellende bundel Geluksvogels – samengesteld en schitterend vertaald door Yond Boeke en Patty Krone – bevat een keuze uit de nog altijd ruim 200 novellen die hij voor zijn dood wist te voltooien.

Pirandello beschouwde zijn korte verhalen als ‘spiegeltjes die het hele leven reflecteren.’ En inderdaad: armoede, liefde, waanzin, ijdelheid, onrecht, ontrouw en gefnuikte verlangens, je kunt het zo gek niet bedenken of Pirandello heeft het beschreven. Door hun valse gekonkel of oneindige goedmoedigheid komen zijn personages in de meest kolderieke situaties terecht. Hun leven verloopt zelden zoals zij zich het hadden voorgesteld en dat maakt deze verhalen onweerstaanbaar grappig en tegelijkertijd hartverscheurend.

Van een diepe weemoedigheid is het verhaal De zonsopgang. De 45-jarige Gosto Bombichi wil een einde maken aan zijn leven, maar hij heeft nog nooit de zon zien opgaan. Tijdens zijn nachtelijke tocht door de velden op zoek naar de beste plek voor dit schouwspel neemt hij voor het eerst echt het geluid van de krekels en het geflonker van de sterren in zich op. Kort daarna haalt hij natte voeten als hij in een greppel belandt. ‘Ergens, niet ver weg, blafte een hond. Dan maar niet…als het verboden terrein is… Sterven, prima, maar wel met ongeschonden benen.’ Nog voor de lucht roze kleurt valt hij uitgeput op een rotsblok naast een struikje wilde munt in slaap.

Lieve over Het licht aan het einde van de loop

Het licht aan het einde van de loop  van Martin Michael Driessen speelt in Amerika en volgt verschillende personages, allemaal vanuit het perspectief van een kogel. De kogel bevindt zich in een geweer, een colt. 38, genaamd Henry. De kogel blijkt zeer observerend van aard, en heeft diepgaande gedachten over zijn bestaan en dat van zijn eigenaren. De eerste eigenaar is een tandarts, die het geweer nauwelijks gebruikt, de volgende zorgt voor meer actie. Als laatste belandt de kogel, met Henry uiteraard, bij een gezin. De vader is vertaler, hij krijgt een Nederlandse auteur, genaamd Michael, op bezoek. Michael neemt Henry en de kogel mee op zijn motor naar de kust. De kogel raakt vervolgens geobsedeerd door het verlangen om afgevuurd te worden. Zal dit verlangen vervuld worden?

Ik vond het wel even wennen, een kogel als hoofdpersoon. Maar omdat het geen doorsneeverhaal is, is het veel spannender om te lezen. Het geeft je een nieuwe en verrassende blik op alles. Bijvoorbeeld hoe de kogel denkt over de personages in het boek, vaak grappig en scherp, en over hun interacties en gebreken. Het licht aan het einde van de loop is zeker een aanrader!

fladdertak 201

Tatjana over Verhalen van de Fladdertak

In de afgelopen jaren is er al heel veel geschreven over bomen. Over hun intelligentie en hoe ze door middel van onderaardse schimmels met elkaar communiceren. Maar eigenlijk wisten we dit natuurlijk allang, getuige ‘de vele sprookjes, mythen en legenden over betoverde bomen en wonderlijke bossen’, die al eeuwenlang in de hele wereld worden verteld. Deze fantastische verhalen, opgeschreven door Margaretha van Andel en prachtig geïllustreerd door Marieke Nelissen, zijn nu gebundeld in een bijzondere uitgave: Verhalen van de Fladdertak.

Fladdertak is een treurwilg, die samen met zijn vrienden – de eik bij de sloot, het sparretje ernaast en de kersenboom midden in de tuin – dreigt te worden omgehakt door Hank de Rooijer, de nieuwe eigenaar van de tuin. Om het vege lijf te redden spreekt Fladdertak af verhalen te vertellen aan de kinderen uit de buurt. En een pratende boom, daar ziet De Rooijer wel handel in. Aldus presenteert Fladdertak 33 bijzondere verhalen, waarin bomen als heuse personages figureren, met fantastische titels als: ‘De kat die hoofdboswachter werd’, verteld door een den uit het dansende bos van Kaliningrad (Rusland) en ‘De schildpad, de aap en de bananenboom’, verteld door de behekste balete, een 400 jaar oude, mysterieuze wurgvijg op Siquijor (Filipijnen).

Kortom een heerlijk boek om een verhaal uit (voor) te lezen of gewoon eens door te bladeren om de schitterende illustraties te bekijken. Vanaf circa 8 jaar.

vertaald uit het Engels door Tinke Davids

Tess over Paradijs

Net als vele anderen had ik nog nooit van de Tanzaniaan Abdulrazak Gurnah gehoord totdat hij afgelopen jaar de Nobelprijs voor de literatuur won. De jury roemt hem vanwege de compromisloze en empathische wijze waarop hij schrijft over thema’s als kolonialisme, migratie en ontworteling. Dat maakt natuurlijk indruk.

Paradijs leest als een sprookje, maar dan wel een grimmig sprookje. Het speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Tanzania nog een Duitse kolonie was.
Hoofdpersonage Yusuf wordt als jongen van twaalf meegenomen door een Arabische koopman aan wie zijn ouders geld verschuldigd zijn. Tijdens deze reis door de binnenlanden zie je Yusuf uitgroeien van een onzeker jongetje tot een sterke en aantrekkelijke jongeman. Het coming-of-age-verhaal is doorspekt met volksverhalen, mythen en verhalen uit de Bijbel en de Koran.

Het Afrika van Yusuf is hard en gruwelijk maar ook van een grote schoonheid. Voor mij waren de mythen en religieuze verhalen die verteld werden het mooist. De verweving van die verhalen met de keiharde realiteit maakte het een leeservaring die ik niet snel zal vergeten.

Bram over Wat je van bloed weet

Net als De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld is Wat je van bloed weet van Philip Huff geen ‘fijn’ boek om te lezen, maar wel indrukwekkend. De roman gaat over de levenslange invloed van een onveilige thuissituatie. Je volgt de verteller terwijl hij terugkijkt op zichzelf tijdens en na deze periode. Ook op latere leeftijd hebben de vechtpartijen nog invloed op zijn belevenis en omgang met de wereld.

Ik wist eerst niet goed wat ik van de schrijfstijl vond. In het begin praat de verteller vaak tegen z’n vroegere zelf en vertelt dan in simpele zinnen wat hij ziet. Naarmate hij ouder wordt, krijgt hij toegang tot steeds meer herinneringen en woorden. Vanaf het moment dat het hoofdpersonage besluit schrijver te worden en veel dichters en schrijvers gaat lezen, vloeien de citaten van schrijvers en zelfgemaakte mooie zinnen ook op het papier. De taal raakt op deze manier steeds voller en laat je meer kanten zien van het verhaal. Zoals hij opgroeit in het verhaal, doet de taal dat dus ook. In het begin had ik er mijn twijfels over, maar uiteindelijk was de taal datgene wat ik het mooist vond.

Het verhaal is een geromantiseerde autobiografie. En wanneer je het boek leest besef je dat niemand dit ooit zou moeten meemaken.

Herman over Boeken die geschiedenis schreven

Meningen zijn feiten, complottheorieën zijn wetenschappelijk bewezen en wetenschap is een wapen in de handen van corrupte machthebbers. Zie daar een paar veelgehoorde aanvallen op de klassieke wetenschap. Daar lijnrecht tegenover heeft minister Robert Dijkgraaf bij de opening van het academisch jaar aan de universiteit Leiden geprobeerd die wetenschap weer op een vertrouwd voetstuk te plaatsen. Deze Van Someren-nieuwsbrief is geen plek voor debat, maar gelukkig mag ik u wel wijzen op een 25-tal wetenschappelijke Leidse parels, samengevat en – duur wetenschappelijk woord – gecontextualiseerd in Boeken die geschiedenis schreven, onder redactie van Kasper van Ommen en Garrelt Verhoeven.

Het oudste besproken boek is de Spieghel der Zeevaert van Lucas Jansz Waghenaer uit 1584-1585. Het is de eerste moderne zeeatlas met niet alleen prachtige kaarten maar ook aanwijzingen voor de zeilvaart op zee, alles om het varen zo veilig mogelijk te maken. In de zeeslag van 1588 werd het boek door beide vechtende partijen, de Spaanse Armada en de Engelse Vloot, gebruikt. Inmiddels hebben we GPS of mooier op zee, maar dit is waar het begon.

In zijn Systema Naturae heeft Carolus Linnaeus in 1735 vanuit een religieus besef de hele door God geschapen natuur in kaart bracht. Zelfs de fabeldieren kregen een plek. Tot op heden wordt op zijn indeling – zonder de fabeldieren – voortgeborduurd.

Natuurlijk kon de Statenvertaling niet ontbreken, net zo min als Herfsttij der Middeleeuwen en de Bijdrage tot de herziening der Grondwet van Thorbecke, alle drie in Leiden geschreven en/of gedrukt. Maar wist u dat er in 1963 door studenten in Leiden ook een roofdruk is gemaakt van Wij slaven van Suriname? Actueel tot vandaag.

Wetenschap redt niet van inflatie of oorlog, maar deze bundel laat zien hoe schitterend het zoeken naar kennis, ordening en praktische toepassing kan zijn. En dat zoeken zal zich vast door meningen en complotten niet van de wijs laten brengen.

Lieve over Buitenleven

In Buitenleven van Nina Polak verhuizen Rivka en Esse samen van de stad naar het platteland, waar hun relatie onder spanning komt te staan. Rivka is schrijfster en vindt het moeilijk om zich aan te passen aan hun nieuwe omgeving. Haar vriendin Esse daarentegen heeft er minder moeite mee en merkt zelfs dat ze stukje bij beetje minder somber en angstig wordt van de natuur. Als psychiater Eva Alta hun leven binnendringt, met ongevraagde adviezen en wijsheden, ontstaat er frictie tussen Rivka en Esse.

Nina Polak beschrijft op een indringende manier hoe mensen binnen een gemeenschap reageren op nieuwkomers. Door de spanning die het hele boek blijft opbouwen, word je meegesleept in een wereld van jaloezie, liefde en manipulatie. De gedachtegangen van de personages zijn levendig en herkenbaar. Een boek dat nog wel even blijft hangen!

vertaald uit het Duits door Anne Folkertsma

Tatjana over Nastja’s tranen

Lang geleden mocht ik tijdens mijn studie Slavische Talen een groep begeleiden uit de voormalige Sovjet-Unie. Ik was hun informele tolk tijdens een toeristisch uitstapje in Amsterdam en ze keken hun ogen uit, vooral in de grote warenhuizen. Wat mij altijd is bijgebleven, en sindsdien heeft gefascineerd, was hun enorme drang om weer naar huis te gaan. Ondanks al onze luxe en overdaad wilden ze terug naar het moederland.

Natascha Wodin beschrijft dit thema van heimwee als geen ander. Als kind van ouders die in 1944 als dwangarbeiders door de nazi’s naar Duitsland werden gedeporteerd maakt zij van dichtbij hun gevoel van ontworteling mee. In haar eerste twee boeken beschrijft ze de dramatische geschiedenis van hun levens en de invloed ervan op haar eigen leven. Het zich gevangen voelen tussen Oost en West. Ook in haar nieuwste boek, Nastja’s tranen, wordt ze er weer mee geconfronteerd: ‘Alles wat ik allang achter me gelaten meende te hebben – de angst van mijn ouders, hun rechteloosheid, hun gevoel van onmacht, hun gevoel een speelbal te zijn – kwam nu via de achterdeur weer bij me binnen.’

In een prachtige vertelstijl, die soms bijna terloops aanvoelt (maar nooit onverschillig is!), vertelt Wodin het levensverhaal van haar Oekraïense werkster: Nastja is civiel ingenieur, maar kan na de afscheiding van de Sovjet-Unie in 1991 geen droog brood meer met haar vak verdienen. Haar land is vrij maar in chaos vervallen. Ze besluit haar uitzichtloze bedelaarsleven te verruilen voor een illegaal bestaan in Duitsland, waar ze met poetsen geld kan verdienen en haar familie in Kiev kan ondersteunen.

Gaandeweg lezen we hoe de Sovjetperiode diepe sporen heeft achtergelaten in Nastja’s leven en dat de heimwee naar het moederland wederom te groot blijkt.

vertaald uit het Fins door Annemarie Raas

Tess over De jacht op het snoekje

In De jacht op het snoekje vertelt de Finse schrijver Juhani Karila het verhaal van Elina Ylijaako en haar jaarlijkse reis naar haar geboortedorp. Daar moet Elina ieder jaar opnieuw proberen om binnen drie dagen de laatste snoek van het seizoen uit het Stakenven achter haar ouderlijk huis te vangen. Waarom? Dat wordt aan het eind van het boek uit de doeken gedaan.

Juhani Karila maakt dankbaar gebruik van de vreemde mythologische wezens die in de Finse folklore alomtegenwoordig zijn en geeft vervolgens zijn eigen draai aan deze creaturen. Een nix, een watergeest, heeft besloten om uit alle macht de snoek tegen Elina te beschermen en zo wordt Elina’s relatief simpele taak een race tegen de klok.

Door middel van flashbacks naar Elina’s jeugd komt de lezer er stukje bij beetje achter wat er is gebeurd en waarom deze vloek op Elina rust.

Ondertussen probeert een politieagente uit het zuiden Elina te arresteren. Ook die taak blijkt niet zo eenvoudig als je zou denken.

Deze debuutroman doet mij denken aan een van mijn favoriete boeken: De man die de taal van de slangen sprak van de Estse schrijver Andrus Kivirähk (wiens werk een inspiratiebron is voor Karila). Als fantasy-lezer genoot ik enorm van de absurdistische en mythologische aspecten van dit tragische liefdesverhaal!

Leestip: interview with Juhani Karila

Ine en Anna over De herinnerde soldaat

De herinnerde soldaat van Anjet Daanje verscheen in 2019 en bleef een tijdlang onder de radar. Toen, heel uitzonderlijk, verscheen er een daverende recensie in NRC. ‘Hoe is het mogelijk dat ik dit boek niet opgemerkt heb?’, verzuchtte de lyrische recensent. Lange tijd aarzelden we, een boek over de Eerste Wereldoorlog met van die lange zinnen en telkens het voegwoord ‘en’, we waren er niet van overtuigd dat het iets voor ons zou zijn. Maar nog voor we de eerste pagina hadden omgeslagen, waren we dat allemaal alweer vergeten, het boek hield ons een week lang in zijn greep.

Het verhaal is even simpel als briljant. Een paar jaar na de Eerste Wereldoorlog wacht een getraumatiseerde soldaat in een gesticht op het bezoek van een vrouw. Hij is zijn geheugen kwijt en hoopt dat zij hem gaat vertellen dat hij bij haar hoort. Meerdere vrouwen komen en gaan, tot er iemand verschijnt die zegt: jij bent mijn man en ik neem je mee naar huis.

De herinnerde soldaat is een moderne klassieker, een verpletterende liefdesroman, een oorlogsverhaal om nooit meer te vergeten.

Onlangs verscheen een nieuwe roman van Daanje, Het lied van ooievaar en dromedaris. Bejubeld in de pers als haar ‘magnum opus’ (NRC). Zodra we weer een week vrij hebben, gaat dat boek mee op vakantie.

Bram over Antiboy

Wat doe je als je je niet thuis voelt in je eigen lichaam en twijfelt over je identiteit? In het ‘coming of gender’-essay Antiboy van Valentijn Hoogenkamp volg je het hoofdpersonage Antiboy, dat na een noodgedwongen borstamputatie beseft niet langer als vrouw verder te hoeven leven.

De persoonlijke zoektocht van Antiboy naar zichzelf laat indringend en genuanceerd zien hoe dwingend genderconstructies kunnen zijn. Je leest hoe Antiboy vanaf zijn jeugd zich al niet op zijn plek voelt en hoe dit afstand tot hemzelf creëert: ‘Mijn lievelingsjurk, mijn bescherming (…) Ik trok hem aan over mijn trainingspak, met mijn handen in mijn zij creëer ik een taille. Het meisje in de spiegel doet met doffe ogen hetzelfde.’

Ook de verwachtingen van anderen leggen een enorme druk op de hoofdpersoon. Soms zijn die verwachtingen heel onaangenaam: een arts meldt doodleuk dat ‘het esthetisch ongewenst is als een vrouw geen borsten heeft’. En soms zijn ze heel begrijpelijk, als oma aan Antiboy vraagt wie hij nu is. ‘Uw kleinkind,’ antwoordt hij. ‘Ik noem mijn meisjesnaam en dan mijn nieuwe naam.’

‘Gefeliciteerd zeggen mensen nu vaak tegen me. Alsof ik net geboren ben.’

Een mooi, heftig en belangrijk boek.

Herman over Een blijvend bezit

‘Je mist meer dan je meemaakt,’ schreef Martin Bril. ‘Helemaal niet erg,’ voegde hij eraan toe. Dat klopt zonder meer als het om boeken gaat; alleen al aan het lezen van recensies kun je een halve dagtaak hebben, en dan heb je nog geen letter van de besproken teksten gelezen. Bril heeft gelijk, maar toch is het voor de meesten van ons verdrietig dat we van fameuze teksten uit de klassieke oudheid vrijwel niets gelezen hebben. Voor dat verdriet is er nu een zakdoek.

Een blijvend bezit, verzameld door Emilia Menkveld en Vincent Hunink, geeft je de prachtkans om in zestig korte teksten een begin van een overzicht te krijgen van de klassieke literatuur. De eerste tekst is van Homeros (ca. 800 v.C.) en de laatste van Boëthius (ca. 500 n.C.). Bekend of niet, vrijwel iedere gekozen tekst is een plezier om te lezen. Lees het verhaal van Narcissus, denk niet aan bekende politici, maar geniet en mijmer misschien een beetje over uzelf. Lees hoe Sokrates in een komedie van Aristofanes belachelijk wordt gemaakt en lach misschien een beetje om uzelf. Enzoverder.

En dan is iedere tekst ook nog eens voorzien van een korte, heldere inleiding over zowel de auteur als de tekst. Over Medea leest u dat ze al in de oudheid ‘all over the place’ was. Bij Caesar, ‘megalomane maniak en massamoordenaar’, is het volgens de inleiders moeilijk om hem zijn slachtoffers te vergeven, maar ‘gemakkelijk of zelfs verleidelijk om het te vergeten. Want Caesar heeft zich ook in de literatuur onsterfelijk gemaakt’. En na die inleiding volgt Caesars beschrijving van de Gallische en Germaanse cultuur. Lezen, ook als u meent minder barbaars te zijn dan Caesar beschrijft.

vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema

Ine over Dit soort kleinigheden

Ik hou van boeken die je op een zondagmiddag kunt uitlezen en die je daarna nog even fijn kunt laten doorsudderen. Dit soort kleinigheden van de Ierse Claire Keegan is zo’n boek. Het verscheen al in 2021 en bleef relatief onopgemerkt, tot het afgelopen zomer werd genomineerd voor de Booker Prize (die ze helaas niet won).

Het zijn de grauwe jaren tachtig, het tijdperk van iron lady Margareth Thatcher, heftige protesten in Belfast, grote werkeloosheid en bittere armoede. We volgen Bill Furlong, kolen- en houthandelaar in een klein stadje in Zuidoost-Ierland waar iedereen elkaar kent en waar veel mensen met hun jas aan slapen omdat hun huizen zo koud zijn als bunkers. Bill is kind van een ongehuwde moeder. Zijn vader heeft hij nooit gekend, maar hij heeft het geluk gehad dat iemand anders zich over hem heeft ontfermd. En nu heeft Bill zelf een gezin met vijf dochters, op wie hij apetrots is. Zijn leven is op orde en hij wil er alles aan doen om dat zo te houden. Maar wanneer hij vlak voor kerst bestelde kolen wil afleveren bij het plaatselijke klooster, treft hij in het kolenhok iets aan wat zijn voorstellingsvermogen te boven gaat. ‘Waarom was datgene wat het dichtstbij was zo vaak het moeilijkst om te zien?’

Dit soort kleinigheden is een indringend verhaal over mededogen, moed en rechtvaardigheid. Keegan beschrijft het met Dickensiaanse verwijzingen en veel gevoel voor sfeer – kou, regen, kraaien, kersttaart, warme kruiken voor de nacht – en weet in enkele pennenstreken een wereld op te roepen die je meteen voor je ziet. Een prachtige vertelling met een boodschap, voor bij de kerstboom.

Jacinthe over Morris – De jongen die de hond vond

‘Morris was op weg naar huis. In zijn armen gromde een hond. Een niet heel grote. Het was de hond van zijn oma, maar ook een beetje die van hem, omdat hij bij zijn oma woonde.’ Zo begint de onlangs verschenen wintervertelling van Bart Moeyaert, die wonderschoon van eenvoud is. Morris woont bij zijn oma in de bergen omdat ‘er verdrietige dingen gebeurd zijn’. Meer woorden maakt Moeyaert er niet aan vuil.

De hond heet niet voor niets Houdini: ‘Een hok was om te lachen. Geen ketting hielp. Hoeveel sloten er ook op zaten.’ Aan Morris de taak om haar steeds weer veilig uit de bergen naar huis te brengen. Verdwalen doet de jongen gelukkig allang niet meer, omdat hij sommige stenen en bomen een naam heeft gegeven. Door de Scheve Spar bijvoorbeeld weet hij hoe ver hij nog naar boven of naar beneden moet.

Dat je met een naam meer bestaat dan zonder, weet ook Morris’ oma die haar kleinzoon probeert te helpen bij zijn verdriet. In meesterlijke, korte zinnetjes vol prachtige vondsten schetst Moeyaert wat er gebeurt als Houdini zich tijdens een sneeuwstorm toch weet los te worstelen. ‘Een vrieskoud avontuur, waarvan je gaat gloeien,’ vermeldt de flaptekst. Dat geldt niet alleen voor het verhaal, maar ook voor het prachtige kleurenpalet van beeldend kunstenaar Sebastiaan Van Doninck. Een boek dat je meteen weer wilt weggeven, omdat iedereen het zou moeten lezen. Vanaf 7 jaar.

Lieve over Beitelaar

Beitelaar van Ted van Lieshout gaat over de vijftienjarige Antonij, die op een begraafplaats in een klein dorpje werkt. Als hij op een warme zomerdag een man ontmoet die aan het beitelen is aan een graf, is Antonij meteen geïntrigeerd. De man heet Leo Gans, hij is 41 jaar en familie van de begraafplaatseigenaar. Die dag gebeurt er iets tussen de man en de jongen, waardoor Antonij een schriftelijke verklaring moet afleggen voor de advocaat van Leo Gans. Uit de vier schriftelijke verklaringen en de reactie van de advocaat kom je er niet alleen achter wat er die dag is voorgevallen, maar ook wat er eerder zowel met Antonij als met de familie van Leo is gebeurd.

Eerst was mij niet duidelijk waarom Ted van Lieshout ervoor gekozen heeft om Leo’s familiegeschiedenis onderdeel van het verhaal te maken; die leek een beetje buiten het thema te vallen. Maar hoe verder ik las, hoe beter ik de overeenkomsten tussen de familie Gans en Antonij begreep. Beiden worstelen met schuldgevoelens en met de vraag of zij de waarheid moeten vertellen of juist niet. Het boek beschrijft heel mooi hoe Antonij zich beklemd voelt door de volwassenen om zich heen, en hoe die en hijzelf omgaan met zijn slachtofferschap. Naast de knappe manier waarop het verhaal is opgebouwd, verbaasde me het hoe goed Van Lieshout, toch een volwassen man, de gedachten en het gedrag van een tiener beschrijft zonder dat het geforceerd voelt. Antonij is op zijn eigen manier grappig en bijdehand, maar ook intelligent en eloquent. Niet alleen een mooi, maar zeker ook een belangrijk boek.

Tess over Babel

Babel (nog niet in het Nederlands vertaald) van de prijswinnende fantasyschrijfster Rebecca F. Kuang speelt zich af in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Robin, een jonge wees uit China, vertrekt op uitnodiging van een Engelse professor naar Londen, waar hij een beter leven krijgt aangeboden. Daar wordt hij klaargestoomd voor een opleiding aan het vertaalinstituut Babel in Oxford. Robin komt er al snel achter dat Babel niet alleen een onderwijs- en onderzoeksinstituut is, maar ook een onmisbare pion in het Britse koloniale imperium. Robin zal moeten kiezen waar zijn loyaliteit ligt: bij Babel of bij zijn vaderland?

Babel snijdt grote thema’s aan, als kolonialisme, racisme en academia (kritische beschouwing van elitaire universiteiten) en is een spannende mix van historische fictie en fantasy.

Het boek is prachtig geschreven. Meermalen heb ik mooie zinnen zitten onderstrepen.

‘But the future, vague as it was frightening, was easily ignored for now; it paled so against the brilliance of the present.’

Bovendien is Babel een heerlijk boek voor mensen die van taal houden. Vertalen is macht in de wereld van Babel en voor een ex-vertaalstudent was dit boek echt smullen.

‘Translation involves a spatial dimension – a literal transportation of texts across conquered territory, words delivered like spices from an alien land.’

vertaald uit het Pools door Karol Lesman

Tatjana over Saturnin

Na Roest komt Jakub Małecki opnieuw met een prachtige roman, waarin de Tweede Wereldoorlog de rode draad vormt. Saturnin is een familiekroniek die drie generaties omspant. Het verhaal begint met een telefoontje van Saturnins moeder dat opa Tadeusz spoorloos is verdwenen. In Saturnins zoektocht naar zijn grootvader legt Małecki subtiel bloot hoe de gruwelen die Tadeusz heeft meegemaakt in de oorlog doorwerken in de levens van Tadeusz, zijn dochter Hania en kleinzoon Saturnin. Dat hier niet over gesproken wordt, is misschien nog wel erger. Het leidt tot schaamte en eenzaamheid. Małecki verwoordde het mooi in een interview: ‘Ik denk dat in veel huizen nog steeds veel meer wordt gesproken over aardappelen, waspoeder en benzineprijzen dan over verliefdheid of teleurstelling.’

Małecki karakteriseert zijn personages met verschillende vertelperspectieven en in diverse vertelvormen, wat het verhaal interessant en bij vlagen zelfs magisch maakt. Zijn stijl is echter direct en zonder poespas en dit maakt Saturnin voelbaar tot op het bot. Dit laatste is ook zeker de verdienste van vertaler Karol Lesman.

Alvast een klein voorproefje:
‘Toen ik nog in Kwilno woonde gingen we weliswaar elke zondag naar de kerk, maar volgens hetzelfde principe als volgens welke we naar verjaardagen, doopfeesten en bruiloften gingen. Ma, opa en ik behoorden tot de mensen die wel geloofden maar zonder overdrijven.’

En nog een tip voor wie het gaat lezen: lees het nawoord ook pas echt aan het eind.

vertaald uit het Engels door Barbara de Lange

Lena over Naar de vuurtoren

Virginia Woolf is een van die schrijfsters van wie je misschien denkt dat haar boeken stoffige verhalen van vroeger zijn. Dit is naar mijn idee een grote misvatting; ik heb nog nooit een boek gelezen dat meer op het leven leek dan Naar de vuurtoren.
Het wordt vaak haar meest autobiografische werk genoemd. Woolf groeide op in een groot gezin in Engeland aan het einde van de 19de eeuw. ’s Zomers gingen ze naar hun zomerhuis in Cornwall, in de buurt van een vuurtoren.

In Naar de vuurtoren lezen we over de familie Ramsay en hun gasten. Mevrouw Ramsay is de moeder van het gezin van acht, ze is het toonbeeld van de Victoriaanse vrouw; liefdevol, moederlijk, zorgzaam en plichtbewust. Mr. Ramsay is een lastige man, zijn kinderen zien hem als een tiran. Bij hen te gast is de schilder Lily Briscoe, die moeite heeft met schilderen en met het leven. Het gezelschap wil de vuurtoren opzoeken maar dit plan zal pas tien jaar later, zonder mevrouw Ramsay, uitgevoerd worden.

Het is een boek waar je echt de tijd voor moet nemen, anders gaat de tekst helemaal langs je heen en dat is ontzettend zonde. Er zit namelijk zoveel schoonheid en waarheid in verscholen. Er komen zoveel aspecten aan bod: relaties, persoonlijke beleving en tijd, om de belangrijkste te noemen. Het perspectief wisselt telkens, subjectiviteit speelt dan ook een grote rol. Naar de vuurtoren moet je net als het leven zelf ondergaan.

Ine over de wandelboekjes Terloops

Als ik even niet meer weet wat ik wil lezen dan grijp ik graag naar de wandelboekjes van Van Oorschot. Terloops heten ze en stuk voor stuk zijn het juweeltjes. Rotte appels kent de serie niet, alleen de beste auteurs mogen eraan bijdragen. De boekjes, ze passen in je jaszak, zijn interessant en informatief, goed geschreven, soms heel geestig (Gerbrand Bakker) en ze brengen je altijd in een buitengewoon prettige stemming.

Bijna heel Zutphen heeft inmiddels wel Marjoleine de Vos’ filosofische wandeling rond haar Groninger huis Je keek te ver gelezen. Maar nog relatief onontdekt is Sander Kollaards prachtige boekje met de uitnodigende titel Lentehonger, over het Zweedse voorjaar, de frisheid ervan, het licht en de kleur. Het ontroerende Dassenpad van Jacques Vriens voert je door een eeuwenoude holle weg in het heerlijke Limburgse land. En in het stadse en nostalgische Met moeder mee wandelt Joyce Roodnat door Amsterdam Oost, de buurt waarin zij opgroeide. Allemaal zeer van harte aanbevolen!

vertaald uit het Frans door Jelle Noorman

Herman over De diepst verborgen herinnering van de mens

‘Sarr vertelt op virtuoze wijze over de zoektocht naar de verdwenen schrijver van een verloren gewaande cultklassieker. Het resultaat is een verslavend verhaal van een queeste die hele continenten doorkruist, en die verweven is met de complexe erfenis van het kolonialisme.’

Tot zo ver de flaptekst, en die klopt, maar u weet eigenlijk nog niks. De inhoud en, vooral, de impact vertellen van de 461 pagina’s gaat mijn pennenkrachten te boven, dus u zult het moeten doen met wat invalshoeken bij De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr.

De diepst verborgen herinnering van de mens is, net als jaren geleden Honderd jaar eenzaamheid, hallucinerend.
– Lezend en meelevend weet je vaak niet meteen wie er aan het woord is; een mooie illustratie van een groot thema: woorden en daden van iedereen kennen diepst verborgen bronnen.
– Het boek dat alle andere overbodig maakt bestaat niet, maar je mag geloven dat het wel bestaat.
– Een lekkere whodunnit.
– Kolonialisme is ingewikkelder dan je al wist.
– Op de achtergrond zingen veel boeken mee. Zelfs het ‘Liever niet’ van de klerk Bartleby kwam met bronvermelding voorbij.
– Je wordt met je neus op je eigen woorden (‘zijn ze van mij?’) en je eigen daden (idem) gedrukt.
– Kortom: lezen! (en doe daar geen weken over want dan wordt het misschien verdwalen in plaats van aangenaam hallucineren).

vertaald uit het Engels door Rob de Ridder

Bram over De geschiedenis van het heelal in 21 sterren (en 3 bedriegers)

De geschiedenis van het heelal in 21 sterren (en 3 bedriegers) is een fascinerende gids door de kosmos. Auteur Giles Sparrow heeft een speelse manier gevonden om met behulp van 21 sterren en 3 ‘bedriegers’ het verhaal van het heelal te vertellen. In elk hoofdstuk legt hij via een ster uit hoe het heelal zich heeft ontwikkeld, hoe het nog steeds evolueert en hoe we dit dankzij deze ster weten.

Ook de ‘bedriegers’ zijn leuk, want door deze nepsterren zijn we erachter gekomen dat we toch niet álles wisten van het heelal.  Zij zorgden ervoor dat we nieuwe ideeën moesten bedenken en oude theorieën moesten aanpassen. Neem bijvoorbeeld de Andromedanevel, een ‘ster’ die een geheel ander sterrenstelsel bleek te zijn. Blijkbaar was de Melkweg niet het enige sterrenstelsel!

Door de handige plaatjes, bedoeld om de desbetreffende sterren zelf aan de sterrenhemel te vinden of om moeilijke sterrenkunde makkelijk te maken, is dit boek perfect voor iedereen die astronomie interessant vindt, van beginner tot gevorderde. Ook voor mij, als student sterrenkunde, was het een fijne en leerzame leeservaring. Wat mij vooral aansprak, waren de vele aansporingen om de besproken sterren zelf te gaan ontdekken. Dat was een welkome aanvulling op mijn studie, waarin we ons meestal focussen op de theorie en niet op het sterrenkijken zelf.

Anna over Het laatste voorjaar

Een door haarzelf geschreven in memoriam voor literair tijdschrift Tirade blijft haar tot op heden achtervolgen. Maar veertien jaar na haar laatste boek, verschijnt er toch echt een nieuwe roman van de springlevende Minke Douwesz: Het laatste voorjaar.

Twee boeken schreef Douwesz eerder: Strikt, over de ontwikkeling van een liefde, en Weg, over het einde en de nasleep van een relatie. Voor die laatste ontving ze de Opzij Literatuurprijs en de Anna Bijns Prijs.

Zoals altijd is haar hoofdpersonage een nuchtere, ietwat stugge lesbische vrouw van wie je steeds meer gaat houden. In Het laatste voorjaar is dat Ese Jelles, lerares Duits van een jaar of vijftig, die na jaren trouwe dienst op een dag spontaan ontslag neemt en besluit om naar de Krim te fietsen, naar het huis van Tsjechov.

In haar kenmerkende realistische en gedetailleerde schrijfstijl, gelardeerd met onderkoelde humor, beschrijft Douwesz Ese’s tocht. Met toneelwerken van Tsjechov en Paustovski’s Verhaal van een leven in haar fietstas gaat ze op reis, door Duitsland, Polen en Oekraïne. De fietstocht wordt afgewisseld met verhaallijnen in het verleden – zowel over de afgelopen jaren, waarin ze zich steeds meer is gaan ergeren aan de onstuitbare en zinloze onderwijsvernieuwingen op haar school, als over haar relatie met haar grote liefde Martie, die onlangs is overleden. Ondertussen maakt Ese zich druk om de wereld, die in haar ogen in rap tempo ten onder gaat. Ik kon niet stoppen met lezen!

Inschrijven nieuwsbrief