Banner trap

Nieuwsarchief

Nieuwsarchief

Ine, Jacinthe en Tatjana over Nu in november van Josephine Johnson


Josephine Johnson (1910-1990) – wie kent haar nog? – publiceerde Now in november op haar 24ste en kreeg er als jongste schrijver ooit de prestigieuze Pulitzer Prize voor. In een prachtige stijl – haar natuurbeschrijvingen zijn van een grote schoonheid – en met diep psychologisch inzicht verhaalt Johnson over de belevenissen van een boerengezin ten tijde van de Dust Bowl, de verpletterende droogte die Amerika teisterde in de crisisjaren. ‘In juli was de helft van de mais verdroogd, en wapperde in het veld als crêpepapier.’
Haar debuutroman werd bejubeld, recensenten vergeleken haar met Emily Brontë en Emily Dickinson. Maar in de jaren daarna raakte Johnson uit beeld. Gelukkig is haar aangrijpende roman – een voorloper van Steinbecks The Grapes of Wrath (dat pas vijf jaar later verscheen) – nu voor het eerst vertaald (door Lette Vos). Steinbecks roman werd een klassieker. Hoog tijd dat iedereen nu Josephine Johnson ontdekt.

‘Eén goed jaar en dan is het land weer van ons.’ Dat is wat Marget en haar familie telkens tegen elkaar zeggen als er geen einde aan de droogte lijkt te komen, gewassen verschrompelen en er niets meer in leven lijkt. Tien jaar geleden verruilde het gezin – vader, moeder en drie jonge dochters – de stad voor het platteland om daar een boerenbestaan op te bouwen. Maar het zijn de crisisjaren en de boeren vallen ten prooi aan de onvoorspelbare natuur. ‘Zelfs toen voelden we al aan dat we waren beland in een wereld die vriendelijk en verraderlijk tegelijk was, met grilligheid als enige constante, en dat ze haar eigen gang zou blijven gaan alsof wij er nooit waren geweest.’

Door de opmerkzame ogen van Marget krijgen we een gedetailleerd beeld van het bestaan op de rotsige grond. Het uitblijven van de regen, de zinderende hitte, de constante armoede – dat alles drukt, samen met de hypotheek, zwaar op het gezinsleven. Maar er is ook de ontluikende natuur in het voorjaar, de prettige, eenvoudige karweitjes in en rond het huis, en de komst van een nieuwe knecht, die een reeks van dramatische gebeurtenissen in gang zal zetten.

Nu in november is een boek over tegenslag, hoop en veerkracht en voor ons wéér een overrompelende ontdekking van een groot schrijfster.

‘Mollige Merle liep voorop, met haar gave huid, haar mond vol met de laatste homp brood en haar rommelige haar dat pluisde aan de achterkant; daarna kwam ik, niet bepaald noemenswaardig met mijn bruine jurk en kleefkruidzaadjes aan mijn kousen, en Kerrin sjokte er een eindje achteraan alsof ze elk moment bij ons weg kon lopen. Ze had rossig haar met een pony en haar armen staken als twee dunne latjes uit haar schouders, maar haar gezicht was een stuk scherper en interessanter dan dat van ons.’

Johnson schreef haar roman op de zolderkamer van haar moeders boerderij in Missouri, waar ze de droogte aan den lijve meemaakte. In haar latere werk toonde ze zich een hartstochtelijk milieuactivist, met een groot sociaal engagement. Haar activisme heeft er volgens sommigen voor gezorgd dat ze uit de literaire canon verdween en werd vergeten. Ze publiceerde verhalenbundels, drie romans en The Inland Island: A Year in Nature (1969), een natuurboek in de geest van Thoreau, dat uitgeverij Van Oorschot dit najaar zal publiceren onder de titel Binneneiland – Mijn jaar in de natuur. Twaalf maanden lang observeerde Josephine Johnson het verwilderende landschap rondom haar boerderij, ‘met de precisie van een bioloog en in de lyrische taal van een dichter.’ We kijken ernaar uit!

Ine over Een vrouw


Less is more – dat is wat Nobelprijswinnaar Annie Ernaux in Een vrouw laat zien. In nog geen 100 pagina’s beschrijft ze het leven van haar moeder, haar sociaal-maatschappelijke achtergrond en de liefdevolle maar gecompliceerde relatie die ze met haar had.
Het boek, verschenen in 1989 en onlangs heruitgegeven door de Arbeiderspers, is nog onverminderd indrukwekkend. Je moet het langzaam lezen en de thema’s van Ernaux – sociale ongelijkheid, schaamte, eenzaamheid – rustig tot je nemen.
Elke keer als ik iets nieuws van Ernaux lees, denk ik: beter dan dit kan niet. En nu denk ik dat weer. Wat een weergaloos mooi boek.

‘Zij is de enige vrouw die werkelijk voor mij geteld heeft.’
‘Haar diepste verlangen was mij alles te geven wat zij niet had gehad.’
‘In de puberteit heb ik mij van haar losgemaakt en er is tussen ons alleen nog strijd geweest.’
‘Op bepaalde momenten had zij in haar dochter een klasse-vijandin tegenover zich.’

Tussen deze uitersten laveert Ernaux in dit aangrijpende, uiterst persoonlijke en tegelijkertijd universele boek over haar moeder en haarzelf. Met het schrijven heeft ze één doel: haar moeders karaktertrekken – zowel de goede als de slechte – plaatsen in haar geschiedenis en sociale omstandigheden. ‘Deze manier van schrijven helpt mij uit de eenzaamheid en de duisternis van de persoonlijke herinnering te komen, door het ontdekken van een meer algemene betekenis.’

Ernaux’ moeder was levendig, sterk, dominant en onzeker. Ze werd geboren in 1906 in Yvetot, een koud en winderig stadje, waar Ernaux’ grootvader, voerman op een boerderij, en haar grootmoeder, thuisweefster, zich na hun huwelijk hadden gevestigd. ‘Mijn grootmoeder stelde de wet en waakte met schreeuwen en klappen over het “africhten” van haar kinderen.’ Als beste leerlinge van het kanton had grootmoeder onderwijzeres kunnen worden. Maar school was niet belangrijk. Geld wel.

Ernaux’ moeder was de vierde van zes kinderen. Ook zij had hersens, maar school was niet meer dan tijdverdrijf. Op haar twaalfde werd ze een ijskoude margarinefabriek in gejaagd, waar ze pijnlijke kloven in haar vingers aan overhield. En een opstandige geest.
De familie was hecht en luidruchtig. Ze schreeuwden, waren vrolijk en lichtgeraakt en hadden het hart op de tong. ‘Van allemaal was mijn moeder het heftigst en het trotst, met een oproerig inzicht in haar ondergeschikte plaats in de maatschappij.’

Ze was er trots op een arbeider te zijn, maar droomde van een eigen zaak. Samen met haar man – ‘zij was de sociale wilskracht van het paar’ – kocht ze een winkel in dranken en levensmiddelen. En ze was zich er meteen van bewust dat ze haar brood verdiende van mensen die het zelf niet konden verdienen.
Later kochten ze een winkel-café, ze klommen op naar de middenstand. Het onderscheid was niet heel groot, maar ze hielden het hoofd boven water en konden hun enig kind betere kansen bieden. Met als tragisch gevolg dat moeder en dochter uit elkaar groeiden, elkaar niet meer begrepen, dat dochter zich voor haar ouders schaamde, zich thuis verveelde, minachting kreeg voor de dingen die voor hen van wezenlijk belang waren: geloof en geld. Annie las Rimbaud en Prévert, dweepte met onbegrepen kunstenaars, kwam in opstand tegen haar moeder en wilde maar één ding: weg.

Vele jaren later, Ernaux’ vader was al overleden, nam ze haar oude en eenzame moeder in huis. Achteraf realiseert ze zich ‘dat mijn moeder in mijn eigen huis hetzelfde gevoel van ongemak had dat ik als opgroeiend meisje had gekend in de “betere kringen”.’

Onopgesmukt en ingetogen doet Ernaux verslag van haar introspectieve reis naar het verleden. Zelf noemt ze haar boek ‘geen biografie en natuurlijk ook geen roman, maar iets tussen de literatuur, de sociologie en de geschiedenis.’

‘Mijn moeder, die geboren is in een onderdrukt milieu waaruit zij zich los wilde maken, moest eerst geschiedenis worden opdat ik mij minder alleen en kunstmatig voel in de overheersende wereld van woorden en ideeën waarin ik, naar haar wens, ben overgestapt.’

De aanbeveling van Wim Brands achterop het omslag: ‘U moet dit boek lezen’ kan ik van harte onderschrijven. Op mij maakte het een diepe indruk.

vertaald uit het Amerikaans door Dirk-Jan Arensman

Het volle leven van John Fante

John Fante (1909-1983) kwam uit een arm, Italiaans-Amerikaans gezin, schreef boeken en filmscenario’s en kreeg pas na dertien jaar ploeteren succes en erkenning, na de verschijning van Full of Life (1952). Deze schitterende roman, over de komst van een kind, over vaders en zonen, haat en liefde, kwam in een schrijfroes van enkele weken tot stand. We hebben het boek van begin tot eind glimlachend gelezen en van élke zin genoten.

Het volle leven, prachtig vertaald door Dirk-Jan Arensman, is het verhaal van een Italiaans-Amerikaanse schrijver, Fante zelf, over zijn huwelijk met Joyce, in verwachting van hun eerste kind. De vervreemding tussen man en vrouw, haar huishoudmanie, zijn onbegrip, ‘als een steen kwam dat kind tussen ons in’, de vertwijfeling die toeslaat. En dan zakt Joyce, in de zevende maand van haar zwangerschap, op een dag door de keukenvloer. Er blijkt een termietenplaag in huis en er is dringend een vakman nodig die dat probleem kan oplossen. Die vakman is Papa, vader van John en metselaar in ruste. Wat volgt is een tragikomische reis, naar het ouderlijk huis en weer terug, ditmaal samen met Papa, per trein, een ware helletocht. En daarna moet de termietenplaag bestreden worden en het kind ter wereld gebracht.

Dat is het verhaal in grove contouren, maar het gaat om alles wat er tussendoor gebeurt en wordt aangeroerd. De jarenlange armoede, de relatie tussen de dominante vader en zijn zoon, Papa’s obsessie met geld en met zijn nageslacht, de mislukte pogingen van de zoon om het in de ogen van zijn vader goed te doen, de getormenteerde liefde tussen John en Joyce, en dat alles in een weergaloze stijl geschreven. Het volle leven is grotesk, intens, melancholisch en heel erg geestig.

‘Op een dag zul jij ook oud zijn, en dan zul je zoons hebben (…). Onthoud maar wat je Papa vanavond zei: ze doen je pijn, telkens weer.’

 

Inschrijven nieuwsbrief