Nieuwsarchief
Eerdere favorieten
Wat las...?
Eerdere leesclubs
Eerdere beroepslezers
Eerdere Jonge lezers
Eerdere grepen uit de geschiedenis
Eerdere winkelverhalen
Eerdere meesterwerken
Eerdere gedichten
Eerdere kunst van...
Eerdere schrijftips
Eerdere favorieten
Bram over Je weet niet wat je ziet
Als sterrenkundestudent ben ik niet elke dag bezig met kunst en kom ik zeker niet elke dag kunstenaars tegen. Als ik musea bezoek, vind ik de kunstwerken meestal mooi, maar wat ze precies mooi maakt, kan ik niet zeggen. Vaak stel ik me de vraag: ‘waar kijk ik eigenlijk naar?’ En precies op die vraag geeft Will Gompertz in zijn nieuwste boek Je weet niet wat je ziet antwoord.
Het boek nam me mee langs mij bekende kunstenaars als Hockney, Kandinsky en O’Keeffe, maar ook langs onbekende kunstenaars, zoals El Anatsui, Tracey Emin en James Turrell. Het gaat over schilderijen, beelden en alledaagse voorwerpen en bij elk kunstwerk geeft Gompertz antwoord op de vraag waarom het bijzonder is. We leren iets over de kunstenaar, over de context, over de technieken die gebruikt zijn en hoe we door dat kunstwerk anders naar de wereld om ons heen kunnen kijken.
En dat laatste is de kracht van dit boek. Door wat ik nu over Hockney weet, zie ik daadwerkelijk het paars in bomen en na het hoofdstuk over Tracey Emin de kunst in mijn onopgemaakte bed.
Herman over De Reynaert
Voor het verhaal van de Reynaert hoeft u dit boek niet te lezen want dat verhaal kent u al, ook al kunt misschien niet alle dieren en alle listen en gruwelijkheden uit elkaar houden. Maar bent u benieuwd naar het verhaal áchter het verhaal dan is dit uw boek. Wist u bijvoorbeeld dat Goethes Reynaert-berijming van 1794 zorgde voor de ontdekking van het oudste handschrift van de Reynaert?
Wist u dat de Reynaert eigenlijk geen leestekst is, maar een speeltekst, bijvoorbeeld opgevoerd in 1943 in interneringskamp Sint-Michielsgestel? En dat Reynaert ook in Oekraïne beroemd is, als tekenfilm en als klassiek kinderboek ‘Mykyta de Vos’?
Wist u dat volksstammen aan hele en halve geleerden op de Reynaert gestudeerd hebben en studeren, dat het bijna altijd witte mannen zijn (dat wist u), maar dat het een vrouw was die in de slotverzen het acrosticon ‘Bi Willeme’ ontdekte?
Wist u dat de Reynaert aan de top prijkt van de Vlaamse canonpiramide en dat voor Louis Paul Boon Reynaert een republikeinse anarchist was en een krachtig rolmodel voor de kleine Vlaamse man?
Wist u dat er heel serieus onderzoek is gedaan naar de vogel die kater Tybeert van slag maakt en dat pas onlangs is komen vast te staan dat het om een blauwe kiekendief gaat?
En kende u het luipaard Firapeel uit het slotwoord van de Reynaert, door Frits van Oostrom beschreven als de vleesgeworden politicus die een geitenpaadje weet?
Wist u dat de kenners het er wereldwijd over eens zijn dat de Reynaert literair het toppunt van het genre is?
Overbodig te zeggen dat Van Oostrom dit alles weet en nog heel, heel veel meer. Liefst gedurende 60 jaar heeft hij met de Reynaert geleefd, als kind van tien jaar oud dat een navertelling las tot de gelouterde geleerde te midden van een massieve vakbibliotheek en stapels documentatie in handschrift, druk en digitaal. Het leverde een standaardwerk op dat ik met ongelofelijk veel plezier heb gelezen.
Ine over Moeder, na vader
Lang heb ik getwijfeld welk boek ik voor de zomer zou aanbevelen. Picknick bij maanlicht, een herontdekte Engelse klassieker, geestig en ontspannend, of In de schaduw van de stad, een mooie geschiedenis van vier eeuwen gewone Amsterdammers.
Nee, het wordt toch de nieuwe Gerbrand Bakker. Alleen al om de titel, Moeder, na vader, drie woorden en een komma, meer heeft Bakker niet nodig. Dit heerlijke boek, dat ik met zóveel plezier heb gelezen, is het verslag van een jaar uit zijn dagelijkse leven, met een hoofdrol voor zijn moeder, net weduwe geworden. Wie niet van ‘gewone dingen’ houdt, moet dit boek niet lezen. Maar die mist wel wat, al is het maar de superieure stijl van Bakker.
Een dagelijkse man, zo noemt Gerbrand Bakker zijn vader. ‘Geen goede radar voor sociale omgang. Koetjes en kalfjes. Geen diepe dingen.’ Vader is net overleden als het boek begint en Bakker doet zijn best om moeder te steunen. Ze maken kleine wandelingen om het huis en voeren hilarische gesprekjes die altijd over hetzelfde gaan. ‘Wat doe je overdag moeder?’ ‘Ik voer de kippen, want als ik de kippen niet voer, dan gaan ze dood.’ En: ‘Ik vind er niks meer aan, hoor. Maar ik tel mijn zegeningen.’
Tussendoor vertelt Bakker over de ontvangst van zijn laatste roman, de onmin met zijn oudste broer, het nieuwe hondje in zijn leven: Floris, een kleine foxterriër, het huis in de Eiffel, de zwerm bijen in zijn tuin, zijn gevecht met de ratten en de 44 potten jam die hij maakt. De zwarte bessen zijn het lekkerst, noteert hij trots.
Hij is soms nukkig, vilein en jaloers, vooral op andere schrijvers. Op Jaap Robben bijvoorbeeld, die zijn pr bij de boekhandel veel beter voor elkaar heeft dan hij. ‘Loslaten!’ roept vriend M. dan vanuit de achtergrond. ‘Loslaten.’
Gerbrand Bakker is een meester in het zeggen van diepe dingen zonder ze te zeggen. In mijn bescheiden ogen is hij een van de beste hedendaagse Nederlandse schrijvers.
Jacinthe over vier kinderboeken voor in de vakantiekoffer
Taart voor iedereen, een nieuw zoekboek van Thé Tjong-Khing! Alle dieren schrikken als een roofvogel hun spullen steelt. Vind op de tekeningen de gestolen voorwerpen terug en zoek bij wie ze horen. Liefhebbers van deze illustrator, die in augustus zijn negentigste (!) verjaardag viert, kunnen de hele zomer in Verwey Museum Haarlem terecht voor een overzichtstentoonstelling van zijn werk (3+).
Wie wordt er nu niet gelukkig en blij van de nieuwe gelijknamige dichtbundel van Edward van de Vendel? De katten Hannes en Hassan, de ezeltjes, de schildpadden, het wijze mamavarken en het dwergkonijn, allemaal proberen ze antwoord te geven op de vraag wat gelukkig maakt. Ontroerende, grappige en vooral verrassende gedichten met sprookjesachtig mooie tekeningen van Martijn van der Linden (alle leeftijden).
Voor alle aanstaande brugklassers: debutante Mohana van den Kroonenberg schreef met Dodo een ontroerend verhaal over de onzekere puber Dorian. Als hij tijdens het voorstelrondje in de brugklas zijn naam wil zeggen komt hij niet verder dan Do-do. Niet voor niets is het motto van dit boek ‘Fantasie is het enige wapen in de oorlog tegen de realiteit.’ Dorian zoekt troost bij een imaginaire dodo en herschrijft zijn leven zoals hij zou willen dat het was. (10+)
De ogen en het onmogelijke (vertaald door Maria Postema) van bestsellerauteur Dave Eggers is verteld vanuit het perspectief van de hond Johannes die per ongeluk een held wordt. ‘De mens heeft de neiging om zichzelf overal in terug te zien, om te denken dat alles wat leeft een soort verlengstuk van mensen is, met name dieren, maar in dit boek is dat niet het geval. Hier zijn de honden honden, de vogels vogels, de geiten geiten en de Bizons Bizons.’ (10+).
Lena over Geloven in het wild
Een jonge Franse antropologe komt tijdens haar veldonderzoek in Kamtsjatka oog in oog te staan met een wilde beer. De beer valt haar aan en wonder boven wonder overleeft ze het, maar het gevecht laat wel fysieke en mentale sporen na. Er gebeurt veel in de tijd na de confrontatie, zowel in haar leven, als in haar hoofd en lichaam. De grens tussen haar en de beer vervaagt, ze merkt dat ze sinds het gevecht verbonden is met de beer. Ze verplaatst zich tussen Rusland en Frankrijk en ervaart de verschillen in doen en denken tussen de culturen. In beide landen ondergaat ze operaties, maar ze merkt dat ze terug naar de animistische Evenen en in de buurt van de beer wil zijn. Volgens de Evenen is ze nu een Medka, half mens en half beer.
Nastassja Martin heeft dit zelf meegemaakt en haar ervaringen op papier gezet. Haar unieke schrijfstijl leest heel makkelijk en is tegelijkertijd poëtisch en diepgaand. Ik vond het een fascinerend boek, het verbaasde me en zette me aan het denken. De afgelopen weken heb ik alweer van alles gelezen, maar aan dit bijzondere boek blijf ik terugdenken.
Tatjana over De slapende kinderen
Net bijgekomen van een periode die beheerst werd door een wereldwijde pandemie, bekroop me een ongemakkelijk gevoel toen ik de achterkant van De slapende kinderen las. Dit boek gaat namelijk over de aidsepidemie, die in de jaren ’80 en ’90 veel slachtoffers maakte. Ik kan me die angstige tijd met de bijbehorende stigmatisering van de homogemeenschap nog goed herinneren. Wat mij uiteindelijk over de streep trok, is dat Anthony Passeron aan de hand van het korte leven van zijn flamboyante oom beschrijft hoe er binnen zijn familie met de ziekte werd omgegaan. Ik heb het in één adem uitgelezen.
Passeron vertelt hoe zijn oom Désiré, als oudste zoon van een gerespecteerde slagersfamilie uit een klein Zuid-Frans bergdorpje, begin jaren ’80 in Amsterdam het hiv-virus oploopt door een geïnfecteerde heroïnespuit. Vanaf dat moment wordt hij doodgezwegen door zijn moeder die de familie-eer wil redden en niet kan verkroppen dat haar favoriete zoon een junk is die aids ontwikkelt. Maar diezelfde moeder rijdt dag in dag uit naar het ziekenhuis om aan het bed te zitten van haar zoon en later van haar kleindochter, die ook besmet blijkt.
Passeron wisselt dit hartverscheurende familieverhaal af met hoofdstukken waarin hij beschrijft hoe de wetenschap naarstig op zoek gaat naar de veroorzaker van aids. Ik had destijds geen idee dat enkele vasthoudende Franse wetenschappers, verwikkeld in een concurrentiestrijd met de Amerikanen, hun strijd tegen het virus niet opgaven. Met resultaat!
De Franse auteur Annie Ernaux vat dit boek prachtig samen:
‘Zonder ooit de stem te verheffen, is de stilte van een familie verbroken die over een tragedie hing. Een werk dat zo krachtig en zo ontroerend is dat het lang na het lezen blijft hangen. Magnifiek.’
Tess over Ragnarök
In Ragnarök vertelt de Engelse schrijfster A.S. Byatt (geboren als Antonia Susan Drabble) het eeuwenoude verhaal van de ondergang van de Noordse goden. Geïnspireerd op haar eigen ervaringen zet Byatt de beroemde legende naar haar hand door het perspectief te kiezen van een jong meisje, ‘het tengere kind’, dat in de Tweede Wereldoorlog van de stad naar het platteland verhuist en van haar moeder het boek Asgard en de goden krijgt. De verhalen over monsters, goden en oorlogen die het kind leest, leiden haar af van de onrustige en soms angstige wereld om haar heen, maar zijn daar ook een weerspiegeling van.
Ik lees graag Noordse mythologie en in deze hervertelling kwamen goden als Odin, Thor en Loki weer op een nieuwe manier tot leven. Ragnarök is een prachtig verhaal dat je kunt lezen als je van Noordse mythologie houdt, maar voorkennis is zeker niet nodig.
Tess over The Rook and Rose Trilogy
The Rook and Rose-trilogie van M.A. Carrick, is een geweldige fantasy-avonturenserie, waarvan het laatste deel Labyrinth’s Heart afgelopen zomer uitkwam. Ik had de eerste twee delen, The Mask of Mirrors en The Liar’s Knot, vorig jaar al gelezen, maar dit jaar ben ik gewoon weer van vooraf aan begonnen. Niet omdat ik me er niks meer van kon herinneren, maar omdat ik de boeken zo goed vind dat ik ze maar wat graag nog eens las.
Het verhaal begint met Ren en Tess, die terugkeren naar de stad waar ze opgroeiden, Nadežra. Daar proberen ze met list en bedrog in de adellijke kringen van de stad te infiltreren om veiligheid en inkomsten voor zichzelf te bewerkstelligen. Aanvankelijk gaat dat van een leien dakje, maar al snel raakt Ren verstrikt in de corrupte politiek van de stad. Ze ontmoet ‘The Rook’, een Robin Hood-achtige figuur, die het op de adel gemunt heeft. Samen met hem ontdekt ze politieke onderstromingen die een gevaar voor de inwoners van Nadežra vormen.
De plot van deze trilogie is ontzettend goed opgezet en de wereld waarin het verhaal zich afspeelt heeft wat weg van een magisch Venetië (denk aan maffiabazen en gemaskerde kostuums). Bovendien heb ik al lang geen serie meer gelezen waarin de ‘found family’ trope zo fantastisch is uitgewerkt. In het laatste deel komen alle intriges en plots tot een hoogtepunt en volgt een geweldige ontknoping. Lezen dus!
Bram over W.
W., de debuutroman van Tiemen Hiemstra (1991), getuigt van hoge ambities. Het wil een coming of age-verhaal zijn, een ode aan de vriendschap, een mysterieuze puzzel én een filosofische baardkrabber. En dat allemaal tegelijk in ongeveer 200 pagina’s. Als je zoveel wilt dan gaat het meestal mis, maar Tiemen Hiemstra lukt het.
Het mysterie begint al bij de titel, W. Wie is die W.? De achterplattekst van het boek maakt het niet duidelijker:
‘W. is drie jaar geleden verdwenen … W. zuigt wandelende takken op met een kruimeldief … W. is terug.’
In het boek lezen we in fragmenten over de vriendschap tussen hoofdpersonage Olaf en W. We volgen hun ontmoeting op de middelbare school, hun studies in Antwerpen, hun reizen en alles wat ze in de tussentijd beleven.
Als lezer beland je in een sfeer van inside jokes, verhalen en filosofische discussies die je wel eens bij het kampvuur hebt. Het gevoel dat je daarbij krijgt is misschien het best te vergelijken met wat je overkomt als je ‘s morgens wakker wordt, de groepsapp met je vrienden opent en alle berichten terugleest die de avond ervoor zijn verstuurd toen jij lag te slapen.
De manier waarop Hiemstra je in dit verhaal meeneemt voelt heel authentiek, alsof jij er ook deel van bent. Des te harder en pijnlijker is W.’s verdwijning en des te groter de schok dat W. terug is.
W. is niet voor niets genomineerd voor de Boekenbon Literatuurprijs.
Herman over Verslaafd aan ons eigen gelijk
Eindelijk een zelfhulpboek voor iedereen. Iedereen? Ja iedereen, want zonder uitzondering zitten we gevangen in ons eigen gelijk. Lammert Kamphuis laat zien waar dat eigen gelijk vandaan komt en hij geeft voorzichtige oefeningen om eraan te ontsnappen.
Eerst de oorzaken. We hebben behoefte aan zekerheid. ‘Nu de meesten van ons op zichzelf ronddobberen in het water, houden we krampachtig vast aan elk vlot dat voorbijdrijft.’ ‘Online sluiten algoritmes ons op in onze eigen filterbubbels.’ ‘We krijgen een shot dopamine als we iets lezen wat onze opvattingen bevestigt.’ ‘Sociale netwerken worden steeds homogener.’ En misschien wel de belangrijkste reden: mensen zijn luie denkers en als ze iets zien of horen of lezen, dan maken ze er meteen een verhaal van dat past bij wat ze toch al dachten.
Dan de oefeningen om de luiheid te bestrijden en perspectivistisch leniger te worden. Lammert Kamphuis geeft er veel en ik noem er een paar. Niet schrikken, maar als u een abonnement op NRC heeft dan zou u kunnen overwegen om eens vier weken De Telegraaf te lezen, of andersom. En als u een bijna fysieke weerzin heeft tegen politicus A of B dan is het een mooie training om juist van die politicus positieve eigenschappen te bedenken. Of doe uw boodschappen voor de verandering eens in een andere wijk. En mocht u ruzie hebben met iemand probeer u voor te stellen dat de ander voor 1% gelijk heeft.
Bij de titel Verslaafd aan ons eigen gelijk dacht ik in eerste instantie aan fundamentalisten van diverse pluimage. Maar het gaat echt over mezelf en mijn eigen zwart-wit bubbels. Als u denkt dat het boek niet voor u geschreven is, geef het weg aan iemand die het nodig heeft (maar lees het dan eerst zelf).
Ine over Alles raak
Als íemand de schijnwerpers verdient dan is het Mensje van Keulen. Al 51 jaar werkt ze onverschrokken door aan haar nog altijd groeiende oeuvre, dat bestaat uit verhalen, romans, dagboeken en gedichten. Hoewel, onverschrokken? Nog altijd slaat de twijfel toe. Maar niet-schrijven is geen optie. Gelukkig maar.
Het begon in 1972 met Bleekers zomer en het eindigde vooralsnog met de zojuist verschenen dundruk in de prestigieuze reeks van uitgeverij Van Oorschot waarin het beste uit haar oeuvre is verzameld. De titel is Alles raak en dat is ook de kern van haar schrijverschap: elke zin is een schot in de roos. Haar verhalen getuigen van een groot psychologisch inzicht, graag diept ze de duistere drijfveren van haar personages op. Als lezer word je op een cruciaal moment even een blik in hun levens gegund.
Mijn favoriet is het verhaal ‘Meneer Harry’, over een flierefluiter die vanuit het verzorgingstehuis terugblikt op zijn leven. Of toch ‘Ik moet u echt iets zeggen’, over een moeder die het onmogelijke doet. Of ‘De ring’, over een man die zijn vrouw op een akelige manier voor de gek houdt en meedogenloos wordt gestraft. Nou ja, kiest u zelf maar en trakteer uzelf op deze prachtuitgave, waar geen ebook tegenop kan.
Jacinthe over Ze hadden hun schaapjes geteld
Met het prentenboek Ze hadden hun schaapjes geteld geeft Woutertje Pieterse Prijs-winnaar Benny Lindelauf een vernuftige invulling aan het aloude kerstverhaal. Gili wil schaapsherder worden, net als haar broers, maar haar vader heeft zo zijn twijfels. ‘Wat als ze verdwaalt of in een ravijn valt? Of wat als ze een wolf tegenkomt?’
Op zoek naar een medaillon met daarin het portret van haar overleden moeder – door haar vader geborduurd met een lange haar die hij ooit van Gili’s moeder kreeg – laat Gili op een pikdonkere decembernacht haar lievelingsschaap ontsnappen. Ze moet Brekebeen zien terug te vinden, maar ‘het probleem met verdwalen is dat je het pas doorhebt als het al is gebeurd.’ De enige andere reizigers in de uitgestrekte heuvels van Bethlehem zijn een man en een vrouw op een ezeltje en die lijken zelf verdwaald te zijn. Natuurlijk valt Gili in een ravijn en loopt ze ook nog eens de wolf tegen het lijf. Zal het haar lukken om weer veilig thuis te komen?
Al net zo sprookjesachtig en vindingrijk als het verhaal zijn de illustraties (fonkelende woestijnnachten, rozerode landschappen, bergen in de vorm van een wolvenkop) van Marieke Nelissen. Een prachtige vondst is de haar van Gili’s moeder die over alle pagina’s doorloopt en de tekeningen met elkaar verbindt. Niet voor niets werd het boek dit jaar bekroond met een Zilveren Penseel. Vanaf 6 jaar.
Lena over De onzichtbaren
Bij ieder nieuw boek hoop ik onbekende levens en verhalen tegen te komen, nieuwe inzichten en ervaringen op te doen. De onzichtbaren van Frank Nellen, een soort raamvertelling die zich afspeelt in het Oekraïne van de jaren zeventig en negentig, is zo’n boek. Hoe verder ik kwam, hoe moeilijker ik het nog kon wegleggen.
Dani, de verteller van het verhaal, raakt in zijn jeugd bevriend met de opmerkelijke Pavel, een slimme en welbespraakte jongen die ook nog eens boeken leest op het schoolplein. De hele klas is in de ban van zijn verhalen. Als Dani jaren later – de Sovjet Unie begint uiteen te vallen – per toeval Pavel een opzwepende toespraak in de universiteitsbibliotheek hoort houden, wil hij zijn jeugdvriend weer opzoeken. Pavel blijkt na de toespraak verdwenen te zijn, maar plots hoort Dani zijn stem op de radio. Hij begint aan een zoektocht om Pavel weer terug te vinden.
Het boek gaat over het alledaagse leven van arbeiders in de Sovjet Unie, over de kracht van verhalen en over wie gezien wil worden, gezien wordt en wie er onzichtbaar blijven.
Tatjana over De onbedoelden
Aaf en Annemarieke horen rond hun 21ste verjaardag dat ze een tweelingzus hebben. Hun hele leven weten ze dat ze geadopteerd zijn, maar dit bericht komt als een mokerslag. De meisjes groeiden op in twee verschillende werelden: Aaf werd opgenomen in een warm pleeggezin, Annemarieke kwam bij afstandelijke ouders in huis. Na hun hereniging gaan ze samen op zoek naar hun verleden. Wie was hun moeder? Waarom heeft zij hen afgestaan? Waarom zijn de zusjes gescheiden? En waar is hun vader?
Het verhaal is op zich al indrukwekkend, maar dat wordt nog versterkt doordat Cobi van Baars haar lezer ingenieus bij het verhaal betrekt. Met haar compacte stijl zet ze je aan het denken (kijk alleen maar naar de titel).
De onbedoelden is een meeslepende roman, gebaseerd op ware gebeurtenissen, die zich afspeelt in het katholieke Limburg van de jaren ’60. Van Baars laat indringend zien hoe verschillend grote gebeurtenissen kunnen uitwerken en hoe bepalend het is waar je wieg staat of in dit geval wordt neergezet.
Bram over Hogere machten
In Hogere machten van Joost de Vries lezen we over de grote gebeurtenissen van de vorige eeuw: kolonialisme, Tweede Wereldoorlog en Koude Oorlog. Tegen dat decor volgen we de hoofdpersonen James Welmoed en Elizabeth van Elzenburg van koloniaal Indonesië naar Engeland. Het is oorlog, de Duitsers bombarderen Londen. James, getrouwd en diplomaat, krijgt een geheime relatie met de jongere schrijver Elizabeth. In fragmenten lezen we hoe deze personages door de jaren heen om elkaar heen draaien en hoe de grote geschiedenis hen beïnvloedt.
De schrijfstijl van het boek is bijzonder. De personages zijn levensecht en lijken bij vlagen zelf door te hebben hoe klein hun problemen zijn ten opzichte van de gebeurtenissen in de wereld.
Hogere machten is dan ook niet alleen een prachtige liefdesroman, het was voor mij ook een zeer informatieve manier om te leren hoe grote historische gebeurtenissen in de tijd zelf werden ervaren. Grote, historische personen van wie ik soms iets en vaak niets wist, denk aan Simone de Beauvoir en Henry Morton Stanley, passeren de revue en geven het verhaal diepgang. Niet voor niets heeft Joost de Vries de Frans Kellendonkprijs ontvangen voor zijn hele oeuvre.
Herman over Spelen met waarden, betalen met gedachten
In dit essay van ruim honderd pagina’s onderzoekt Ronald van Raak hoe het denken van Erasmus en van Spinoza ons in deze bijzondere politieke tijden een beetje zou kunnen helpen.
Om minstens vier redenen kan ik dit boek van harte aanraden.
(1) Je maakt kort maar helder en betekenisvol kennis met leven en denken van de twee grootste Nederlandse denkers, een Rotterdammer en een Amsterdammer.
(2) Het essay kent veel treffende en verrassende citaten (ik wist bijvoorbeeld niet dat Thorbecke zijn sympathie voor Spinoza uit angst voor zijn loopbaan niet publiek maakte ‘dit zoude heden mij het vaderland sluiten’).
(3) Ronald van Raak doet over de verharding in het publieke debat niet ‘huilie huilie’ maar gaat met wegwijzers Erasmus en Spinoza op zoek naar gedeelde waarden.
(4) Bij lezing wordt steeds duidelijker dat een publiek debat zonder humor niet serieus kan zijn.
De conclusie is even eenvoudig als ingewikkeld: we hebben de harde plicht om over onszelf in relatie tot de samenleving na te denken en te blijven nadenken en we moet het anderen, maar vooral onszelf gunnen om onzinnig en dwaas te zijn.
Ronald van Raak was Eerste en Tweede Kamerlid voor de SP en is nu hoogleraar Erasmiaanse waarden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ine over Puur geluk
Zoek je Katherine Mansfield (1888-1923) op internet, dan buitelen de superlatieven over elkaar heen:
‘De enige schrijver op wie ik ooit jaloers ben geweest’, aldus Virginia Woolf.
‘Haar verhalen kunnen worden vergeleken met die van Tsjechov’, juicht Times Literary Supplement.
Onze eigen J.C. Bloem noemde haar ‘een van de weinige groten en blijvenden’ en Marga Minco wilde haar biografie schrijven.
Maar voor mij was de jong overleden Nieuw-Zeelandse een grote onbekende en inmiddels een zeer aangename ontdekking. Haar onlangs opnieuw uitgebrachte bundel Bliss (Puur geluk in een voortreffelijke vertaling van Barbara de Lange) is een feest om te lezen. Steengoede, menselijke verhalen die de tand des tijds moeiteloos hebben doorstaan, over haar kindertijd, over mislukte huwelijken, verwaarloosde kinderen, gefnuikte ambities. Maar nergens zielig of larmoyant. Integendeel, de humor en de rebellie spatten van de pagina’s. ‘Wat is beschaving toch belachelijk’, laat ze Bertha uitroepen. ‘Waarom krijg je een lichaam als je het weggestopt in een koffer moet bewaren als een heel, heel zeldzame viool?’
Elk verhaal, kort of lang, is sfeervol, sprankelend en authentiek. Je kunt ze telkens weer herlezen, ook omdat ze zo geraffineerd zijn geschreven. Mansfield verdient het om door een groot publiek herontdekt te worden.
Uit ‘Puur geluk’:
‘Wat kun je doen als je dertig bent en op het moment dat je de hoek van je eigen straat om gaat opeens wordt overvallen door een gevoel van geluk – puur geluk! – alsof je ineens een stralend stukje van de namiddagzon hebt ingeslikt en het in je borst brandt en een regen van vonken uitsproeit naar alle cellen, naar elke vinger en elke teen…?
Jacinthe over Dichter bij de seizoenen
Wie de afgelopen tijd bij ons in de winkel is geweest, heeft ze vast aan de muur zien hangen: de prachtige kleurhoutsneden van Henriette Boerendans, bekend van prentenboeken als het ontroerende Ik wil een wiegje worden zei de wilg. Inmiddels is er alweer veel nieuw werk van haar hand te bewonderen: een voorproefje van de schitterend geïllustreerde poëziebundel Dichter bij de seizoenen die ze samen met Bette Westera maakte en die op 6 maart verschijnt.
De natuurgedichten in deze bundel volgen de maanden van het jaar. Extra bijzonder is dat alle gedichten in verschillende versvormen geschreven zijn. Zo lees je in een spicht (een versvorm bedacht door Drs. P) hoe de specht in mei ‘een gat gaat hakketakken / waarin zij haar eitjes legt’. In oktober ‘pianissimoot [het meesje] zijn pimpels’ en in december bezingen de thuisblijvers onder de vogels in ollekebolleke-ritme hun winterversnapering: ‘pindarisotto en zadensaté’.
En wist je dat de haiku, waar elk seizoen mee opent, eigenlijk een kortere variant van de tanka is, een versvorm van al meer dan duizend jaar oud? Voor wie meer wil weten over deze en andere vormen (kwatrijn, rondeel, sonnet…): achterin het boek geeft Bette Westera allerlei leuke weetjes én tips voor wie zelf met taal aan de slag wil gaan (9 tot 99 jaar).
Tatjana over Liefde op donkere dagen
‘Don’t judge a book by its cover’ zoals de Engelsen zo mooi zeggen; beoordeel een boek niet op zijn omslag. Maar in het geval van Liefde op donkere dagen van de Duitse auteur Ewald Arenz kun je dat rustig doen, want de roman is, net als het prachtige schilderij van Lisa Graa Jensen op het omslag, een aaneenschakeling van kleine kunstwerkjes.
Arenz vertelt het verhaal van Clara en Elias, die elkaar op latere leeftijd ontmoeten en geloven dat ze de ware in elkaar gevonden hebben. Maar als de eerste hevige verliefdheid voorbij is, slaat de twijfel achtereenvolgens bij beiden toe. In ieder hoofdstuk schetst Arenz een passend decor waarin hun verhaal zich ontvouwt:
‘Hier in het noorden was het zelden zo warm als thuis. Ze reed onder de boomtoppen door die boven de muur uitstaken, en keek er af en toe naar omhoog. Die eigenaardige tussentijd als alle explosieve kracht van de eerste bloei, het in elkaar overlopen van kleuren en geuren aan elke struik, elke boom, op elke weide, als die golf van kleurrijke lust weggeëbd was en de bomen alleen nog maar groen achterliet. Zo voelde ze zich. Ja. Ze leefde. Maar ze bloeide niet.’
Ondanks zijn poëtische stijl is dit geen zoetsappige liefdesroman, maar een realistisch verhaal van twee mensen die met al hun levensbagage voor elkaar willen vechten.
Tess over What You Need to be Warm
Neil Gaiman is bekend van werken als Coraline en The Sandman, maar hij schrijft ook gedichten. What You Need to be Warm is een boekje met één gedicht erin. Het is ontstaan doordat Neil Gaiman aan zijn volgers op sociale media vroeg wat zij dachten dat je nodig hebt om warm te zijn en te blijven. Veel mensen deelden hun ideeën, zoals gepofte aardappels, warme omhelzingen en wollen dekens, en die antwoorden heeft hij aan elkaar geregen tot dit prachtige gedicht.
Er hebben dertien illustratoren aan meegewerkt en elke pagina is schitterend. De omslagillustratie is gemaakt door Oliver Jeffers en ook Petr Horáček en Chris Riddle komen voorbij. Ik kon dit gedicht niet lezen zonder heel wat traantjes weg te pinken.
Een deel van de opbrengst gaat naar de UNHCR Refugee Agency die vluchtelingen over de hele wereld helpt. Dat maakt dit boekje zelf ook een van de dingen die je warm houdt op een kille winteravond.
“Sometimes it only takes a stranger, in a dark place, to hold out a badly knitted scarf. To offer a kind word. To say we have the right to be here, to make us warm in the coldest season. You have the right to be here.”