Banner trap

Nieuwsarchief

Eerdere favorieten

vertaald uit het Amerikaans door Rosalien van Witsen

Anna over De rozentuin

De rozentuin – een verhalenbundel van de Iers-Amerikaanse Maeve Brennan (1917-1993), vertaald door Rosalien van Witsen – bestaat uit vier delen. Ieder deel speelt zich af op een andere locatie. Zo zijn er de New Yorkse verhalen; de Ierse verhalen, over een toiletjuffrouw die na veertig werkzame jaren tot pensioen wordt gedwongen en over een vrouw die ondanks haar eigen armoede geen enkele bedelaar de deur wijst; en de verhalen op Long Island, met labrador Bluebelle in de hoofdrol. Maar de mooiste verhalen gaan over Herbert’s Retreat, een afgeschermde gemeenschap even buiten New York, waar alleen de welgestelden kunnen wonen. ‘Er zijn bijna geen beperkingen voor het gedrag van kinderen en dieren die bij de gemeenschap horen, maar er gelden ijzeren wetten voor vreemde kinderen en dieren.’

De verhalen over de Retreat draaien allemaal om dezelfde personages. Zo is er Leona, die geobsedeerd is door het uitzicht op de rivier en er werkelijk alles aan doet om dat uitzicht zo mooi mogelijk te maken; haar vriend Charles, die weliswaar niet in de Retreat woont, maar door alle vrouwen daar wordt gezien als ‘hun onfeilbare deskundige op het gebied van de regels van een verfijnde levensstijl en de schimmige en voortdurend veranderende aspecten van een goede smaak’; en Liza, wier leven draait om het indruk maken op en het overtreffen van anderen. Ze worden allen nauwlettend in de gaten gehouden door hun dienstmeisjes, wat de nodige upstairs-downstairs-taferelen oplevert.

De verhalen zijn stuk voor stuk kleine, haarscherpe portretten van het leven in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. De stijl maakt dat je als lezer dicht op de huid van de personages zit en wordt meegenomen in de machtsstrijd tussen dienstmeisje en bazin, tussen man en vrouw, tussen moeder en dochter.

Bram over Een gedicht is ook maar een ding

In Een gedicht is ook maar een ding vertelt Lidewijde Paris vol enthousiasme over de Nederlandstalige poëzie. Het boek bevat meer dan 140 gedichten en bij bijna elk gedicht vertelt Paris iets over de vorm, de klank, de dichter, de context en waarom zij het zo mooi vindt. Vooral in dat laatste schuilt de kracht van dit boek: in contrast met haar eerdere boeken Hoe lees ik? en Hoe lees ik korte verhalen? gaat dit boek nadrukkelijk niet over hoe je poëzie leest. Het tegenovergestelde is eerder waar: poëzie is in eerste instantie iets persoonlijks en je kunt er zoveel uit halen als je zelf wilt. Hoe je een gedicht ook wilt lezen: het gaat om jouw ervaring met dat gedicht.

Dus vertelt Paris bevlogen wat zij uit haar favoriete gedichten haalt en wat de strofen voor haar betekenen. De enorme hoeveelheid aan kennis, context en anekdotes waarmee ze dit doet, zorgt ervoor dat dit boek perfect is voor zowel de beginnende als de ervaren poëzielezer.

K. Schippers, ‘Liefdesgedicht’

Jij hebt de dingen niet nodig
om te kunnen zien

De dingen hebben jou nodig
om gezien te kunnen worden

Herman over ’t Kon minder

Ruim honderd pagina’s verhalen en bijna tweehonderd pagina’s gedichten. Op het buikbandje schrijft de uitgever dat de toon van Willem Wilmink altijd hetzelfde is: ‘melancholiek en toegankelijk. Literatuur voor alle leeftijden, beter kan het niet.’ Dat klopt, en ik voeg er graag aan toe dat Wilmink een gulzige waarnemer van het menselijk bedrijf was. Neem zijn beschrijving van een ontmoeting met de dichter Vasalis op de negentigste verjaardag van Hendrik de Vries:

Ze vertelde dat haar eerste en haar derde dichtbundel goed verkochten, maar haar tweede niet. ‘Maar die is ook zo droevig,’ zei ze, ‘en de mensen hebben zelf al verdriet genoeg.’

Dat laatste is ongetwijfeld waar – verdriet genoeg –, maar met eenvoudige woorden en met een fijne cadans maakt Wilmink verdriet zo universeel dat eigen verdriet, over het bestaan bijvoorbeeld, kleiner wordt, al lezend soms verdwijnt.

Over een echtpaar, zestig jaar getrouwd:

Ze zijn bijna aan het einde 
van dat ene avontuur
dat een nacht had moeten duren,
maar al zestig jaren duurt.
Komt een kleinzoon met zijn meisje
dan krijg oma het benauwd
omdat ook die generatie
weer voor zestig jaren trouwt.

Of, nu ook dicht bij huis ernstig toepasselijk, het slot van Wilminks beroemde gedicht over een goochelaar:

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel?
Hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

Gedundrukt werden van oudsher de Bijbel en de Russische Bibliotheek. Sinds 2013 valt de eer ook Nederlandse schrijvers ten deel in de serie Gedundrukt door Van Oorschot. Het is een beetje laat, maar nu was Wilmink gelukkig aan de beurt. Het is niet verboden de uitgave onder handbereik te houden in binnenzak of handtas.

Ine over Late liefde

Greet Schenkeveld trouwde op haar 48ste met de man op wie ze al vanaf de middelbare school verliefd was. Hij was haar leraar Grieks op het gymnasium. Greet werd hoogleraar Nederlandse letterkunde en wachtte 36 jaar op hem.

Late liefde is het verhaal van hun liefde, de lange aanloop, de gelukkige jaren en de zware erna. Maar het is ook het portret van een bescheiden, slimme en soevereine vrouw, die niet voor haar natuurlijke bestemming koos maar haar leven wijdde aan een minstens zo grote liefde: de Nederlandse letteren. Generaties studenten voedde zij op met colleges over Louis Couperus, Frederik van Eeden, Betje Wolff en Aagje Deken. Daarnaast zorgde ze jarenlang voor haar zieke moeder, daarna voor haar vader en ten slotte voor haar zieke man.

Late liefde gaat over liefde en zorg, opoffering en vrijheid, de troost van de poëzie van J.H. Leopold, de neergang van de studie Nederlands en de eenzaamheid van de ouderdom. Prachtig.

Jacinthe over De gouden baard

De gouden baard, het nieuwe prentenboek van auteur en illustrator Klaas Verplancke, bleek met de ontwikkelingen van de afgelopen weken in Rusland en Oekraïne ineens akelig actueel. En dan wil het toeval ook nog eens dat de illustraties van deze fabel over een narcistische koning overwegend geel en blauw zijn.

De koning houdt zó veel van zijn schitterende baard dat hij twee wetten uitvaardigt: de gouden baard mag nooit ofte nimmer geknipt worden en wie een baard (of snor!) laat staan, wordt met een nagelschaartje in duizend stukjes geknipt. Terwijl het volk zich dagelijks scheert – zelfs de sik van de geit, de snorharen van de kat en de stekels van de cactus moeten eraan geloven – groeit de baard van de koning de hele wereld over tot hij door de achterdeur het paleis weer inglijdt. Om de baard op zijn reis te volgen moet het boek een kwartslag gekanteld en uiteindelijk ondersteboven gedraaid worden. Iedere kleuter weet immers dat de aarde rond is, maar de koning weigert dat te geloven en stuurt zijn wachters op de vreemde baard af. Het boek zit vol met dit soort visuele grapjes: het ego van de heerser is zo groot dat hij op geen enkele pagina past. Maar boontje komt om zijn loontje: een schaartje en een grote bezem maken korte metten met de vorst.

Zo weet Verplancke slim en met heerlijk sardonische humor grote thema’s als nepnieuws en het gevaar van ijdele machthebbers voor jonge kinderen (vanaf ongeveer 4 jaar) invoelbaar te maken.

vertaald uit het Engels door Mario Molegraaf

Lieve over Een kleine geschiedenis van Rusland

Een kleine geschiedenis van Rusland is een vlot geschreven boek over, u raadt het al, de geschiedenis van Rusland. Mark Galeotti vertelt over een geschiedenis die eigenlijk steeds weer herschreven is door de eeuwen heen, en laat zien hoe we uit deze verhalen het moderne Rusland beter kunnen begrijpen.

Duidelijk en onderhoudend geschreven, met soms eigen meningen en interpretaties van Galeotti, wordt de geschiedenis van Rusland misschien niet neutraal, maar wel overzichtelijk neergezet. Aan alles merk je dat dit boek geschreven is door iemand die de geschiedenis van Rusland tot in de puntjes kent, en hier met enthousiasme maar ook met een kritische blik over schrijft. Al lezend van Vladimir (rond 1000) tot Vladimir (nu) realiseerde ik me hoe nauw heden en verleden van Rusland eigenlijk met elkaar vervlochten zijn, en hoe belangrijk een beter begrip van de geschiedenis is om de toekomst enigszins te kunnen overzien. Voor wie de situatie tussen Oekraïne en Rusland beter wil begrijpen, is dit boek zeker een aanrader!

vertaald uit het Frans door Irene Beckers

Bram over Het voorval

In Het voorval vertelt de Franse schrijfster Annie Ernaux hoe zij in de jaren zeventig van de vorige eeuw een clandestiene abortus onderging.
De reden waarom ze de abortus wil, wordt (bijna) niet uitgelegd en is ook niet belangrijk: er is een vrouw die abortus wil, daar gaat het om. Mannen willen en dokters mogen (door de destijds geldende abortuswetten) haar niet helpen, zodat ze naar Parijs moet om daar door een ‘engeltjesmaker’ in een achterkamer verlost te worden.
Niet alleen de abortus zelf, maar vooral ook de wereld eromheen maakt dit verhaal heftig. Net als de wetenschap dat dit slechts één van de vele verhalen was in die tijd.

Toen ik het boek uit had, was er een sprankje (naïeve) hoop in mijn achterhoofd: gelukkig zijn we nu iets verder in de maatschappij en zijn zulke praktijken minder aan de orde. Maar toen kwam het nieuws dat in sommige delen van de Verenigde Staten abortus weer verboden gaat worden.

Ernaux weet verbanden te leggen met sekse-ongelijkheid, klassenverschillen en immigratie. Ze laat zien hoe gevaarlijk het is als wetten ontworpen zijn om vrijheden te beperken en je het recht op zelfbeschikking ontnomen wordt.

Dit boek moet gelezen worden, door mannen, door vrouwen, door artsen en politici. Lees het, ervaar het en huiver.

vertaald uit het Duits door Bart van Kreel

Herman over Nietzsche van Stefan Zweig

Flapteksten zijn bedrieglijke verleiders. ‘Dit meesterlijke portret van de mens Nietzsche is een indrukwekkend document om het denken van de filosoof grondig te begrijpen.’ Dat is echt onzin, want als het portret (ruim 100 pagina’s) van Nietzsche door Zweig iets leert dan is het dat Nietzsche zichzelf niet eens de tijd gunde het eigen denken dieper te doorgronden, laat staan dat de lezer dat zou kunnen.

En toch is dit portret een groot cadeau voor de lezer. De heerlijke – af en toe een beetje over de top – taal van Zweig laat zien hoe deze filosoof altijd hartstochtelijk, zelfs pijnlijk wanhopig op zoek was naar de avonturen van de geest. Laat ik, liever dan met de valse pretentie van een kenner, u verleiden met twee citaten.

‘Op Nietzsche rust een vloek, hij is gedoemd onophoudelijk te denken, zoals de wilde jager in het sprookje eeuwig moet jagen: zijn hartstocht is zijn kwelling, zijn nood geworden, en zijn ademhaling, zijn schrijfstijl heeft dat springerige, hete, dat opgejaagde…’

‘Bij de andere Duitse filosofen kabbelt het bestaan op episch-kalme wijze voort, hun filosofie komt neer op het behaaglijk-ambachtelijk voortborduren op een ooit uit de war gehaalde knoop, ze filosoferen als het ware vanuit de luie stoel…’

Een grondig begrip van zijn denken zult u door lezing van dit portret niet krijgen, maar wel een prachtig beeld van een echt en grenzeloos mens.

vertaald uit het Italiaans en samengesteld door Yond Boeke en Patty Krone

Jacinthe over Geluksvogels

Voor iedere dag van het jaar een verhaal schrijven; dat was wat Luigi Pirandello (1867 – 1936), die in 1934 de Nobelprijs ontving, met zijn Novellen voor een dag voor ogen had. Het project zou uiteindelijk stranden, maar de meer dan 800 pagina’s tellende bundel Geluksvogels – samengesteld en schitterend vertaald door Yond Boeke en Patty Krone – bevat een keuze uit de nog altijd ruim 200 novellen die hij voor zijn dood wist te voltooien.

Pirandello beschouwde zijn korte verhalen als ‘spiegeltjes die het hele leven reflecteren.’ En inderdaad: armoede, liefde, waanzin, ijdelheid, onrecht, ontrouw en gefnuikte verlangens, je kunt het zo gek niet bedenken of Pirandello heeft het beschreven. Door hun valse gekonkel of oneindige goedmoedigheid komen zijn personages in de meest kolderieke situaties terecht. Hun leven verloopt zelden zoals zij zich het hadden voorgesteld en dat maakt deze verhalen onweerstaanbaar grappig en tegelijkertijd hartverscheurend.

Van een diepe weemoedigheid is het verhaal De zonsopgang. De 45-jarige Gosto Bombichi wil een einde maken aan zijn leven, maar hij heeft nog nooit de zon zien opgaan. Tijdens zijn nachtelijke tocht door de velden op zoek naar de beste plek voor dit schouwspel neemt hij voor het eerst echt het geluid van de krekels en het geflonker van de sterren in zich op. Kort daarna haalt hij natte voeten als hij in een greppel belandt. ‘Ergens, niet ver weg, blafte een hond. Dan maar niet…als het verboden terrein is… Sterven, prima, maar wel met ongeschonden benen.’ Nog voor de lucht roze kleurt valt hij uitgeput op een rotsblok naast een struikje wilde munt in slaap.

Lieve over Het licht aan het einde van de loop

Het licht aan het einde van de loop  van Martin Michael Driessen speelt in Amerika en volgt verschillende personages, allemaal vanuit het perspectief van een kogel. De kogel bevindt zich in een geweer, een colt. 38, genaamd Henry. De kogel blijkt zeer observerend van aard, en heeft diepgaande gedachten over zijn bestaan en dat van zijn eigenaren. De eerste eigenaar is een tandarts, die het geweer nauwelijks gebruikt, de volgende zorgt voor meer actie. Als laatste belandt de kogel, met Henry uiteraard, bij een gezin. De vader is vertaler, hij krijgt een Nederlandse auteur, genaamd Michael, op bezoek. Michael neemt Henry en de kogel mee op zijn motor naar de kust. De kogel raakt vervolgens geobsedeerd door het verlangen om afgevuurd te worden. Zal dit verlangen vervuld worden?

Ik vond het wel even wennen, een kogel als hoofdpersoon. Maar omdat het geen doorsneeverhaal is, is het veel spannender om te lezen. Het geeft je een nieuwe en verrassende blik op alles. Bijvoorbeeld hoe de kogel denkt over de personages in het boek, vaak grappig en scherp, en over hun interacties en gebreken. Het licht aan het einde van de loop is zeker een aanrader!

fladdertak 201

Tatjana over Verhalen van de Fladdertak

In de afgelopen jaren is er al heel veel geschreven over bomen. Over hun intelligentie en hoe ze door middel van onderaardse schimmels met elkaar communiceren. Maar eigenlijk wisten we dit natuurlijk allang, getuige ‘de vele sprookjes, mythen en legenden over betoverde bomen en wonderlijke bossen’, die al eeuwenlang in de hele wereld worden verteld. Deze fantastische verhalen, opgeschreven door Margaretha van Andel en prachtig geïllustreerd door Marieke Nelissen, zijn nu gebundeld in een bijzondere uitgave: Verhalen van de Fladdertak.

Fladdertak is een treurwilg, die samen met zijn vrienden – de eik bij de sloot, het sparretje ernaast en de kersenboom midden in de tuin – dreigt te worden omgehakt door Hank de Rooijer, de nieuwe eigenaar van de tuin. Om het vege lijf te redden spreekt Fladdertak af verhalen te vertellen aan de kinderen uit de buurt. En een pratende boom, daar ziet De Rooijer wel handel in. Aldus presenteert Fladdertak 33 bijzondere verhalen, waarin bomen als heuse personages figureren, met fantastische titels als: ‘De kat die hoofdboswachter werd’, verteld door een den uit het dansende bos van Kaliningrad (Rusland) en ‘De schildpad, de aap en de bananenboom’, verteld door de behekste balete, een 400 jaar oude, mysterieuze wurgvijg op Siquijor (Filipijnen).

Kortom een heerlijk boek om een verhaal uit (voor) te lezen of gewoon eens door te bladeren om de schitterende illustraties te bekijken. Vanaf circa 8 jaar.

vertaald uit het Engels door Tinke Davids

Tess over Paradijs

Net als vele anderen had ik nog nooit van de Tanzaniaan Abdulrazak Gurnah gehoord totdat hij afgelopen jaar de Nobelprijs voor de literatuur won. De jury roemt hem vanwege de compromisloze en empathische wijze waarop hij schrijft over thema’s als kolonialisme, migratie en ontworteling. Dat maakt natuurlijk indruk.

Paradijs leest als een sprookje, maar dan wel een grimmig sprookje. Het speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Tanzania nog een Duitse kolonie was.
Hoofdpersonage Yusuf wordt als jongen van twaalf meegenomen door een Arabische koopman aan wie zijn ouders geld verschuldigd zijn. Tijdens deze reis door de binnenlanden zie je Yusuf uitgroeien van een onzeker jongetje tot een sterke en aantrekkelijke jongeman. Het coming-of-age-verhaal is doorspekt met volksverhalen, mythen en verhalen uit de Bijbel en de Koran.

Het Afrika van Yusuf is hard en gruwelijk maar ook van een grote schoonheid. Voor mij waren de mythen en religieuze verhalen die verteld werden het mooist. De verweving van die verhalen met de keiharde realiteit maakte het een leeservaring die ik niet snel zal vergeten.

Bram over Wat je van bloed weet

Net als De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld is Wat je van bloed weet van Philip Huff geen ‘fijn’ boek om te lezen, maar wel indrukwekkend. De roman gaat over de levenslange invloed van een onveilige thuissituatie. Je volgt de verteller terwijl hij terugkijkt op zichzelf tijdens en na deze periode. Ook op latere leeftijd hebben de vechtpartijen nog invloed op zijn belevenis en omgang met de wereld.

Ik wist eerst niet goed wat ik van de schrijfstijl vond. In het begin praat de verteller vaak tegen z’n vroegere zelf en vertelt dan in simpele zinnen wat hij ziet. Naarmate hij ouder wordt, krijgt hij toegang tot steeds meer herinneringen en woorden. Vanaf het moment dat het hoofdpersonage besluit schrijver te worden en veel dichters en schrijvers gaat lezen, vloeien de citaten van schrijvers en zelfgemaakte mooie zinnen ook op het papier. De taal raakt op deze manier steeds voller en laat je meer kanten zien van het verhaal. Zoals hij opgroeit in het verhaal, doet de taal dat dus ook. In het begin had ik er mijn twijfels over, maar uiteindelijk was de taal datgene wat ik het mooist vond.

Het verhaal is een geromantiseerde autobiografie. En wanneer je het boek leest besef je dat niemand dit ooit zou moeten meemaken.

Herman over Boeken die geschiedenis schreven

Meningen zijn feiten, complottheorieën zijn wetenschappelijk bewezen en wetenschap is een wapen in de handen van corrupte machthebbers. Zie daar een paar veelgehoorde aanvallen op de klassieke wetenschap. Daar lijnrecht tegenover heeft minister Robert Dijkgraaf bij de opening van het academisch jaar aan de universiteit Leiden geprobeerd die wetenschap weer op een vertrouwd voetstuk te plaatsen. Deze Van Someren-nieuwsbrief is geen plek voor debat, maar gelukkig mag ik u wel wijzen op een 25-tal wetenschappelijke Leidse parels, samengevat en – duur wetenschappelijk woord – gecontextualiseerd in Boeken die geschiedenis schreven, onder redactie van Kasper van Ommen en Garrelt Verhoeven.

Het oudste besproken boek is de Spieghel der Zeevaert van Lucas Jansz Waghenaer uit 1584-1585. Het is de eerste moderne zeeatlas met niet alleen prachtige kaarten maar ook aanwijzingen voor de zeilvaart op zee, alles om het varen zo veilig mogelijk te maken. In de zeeslag van 1588 werd het boek door beide vechtende partijen, de Spaanse Armada en de Engelse Vloot, gebruikt. Inmiddels hebben we GPS of mooier op zee, maar dit is waar het begon.

In zijn Systema Naturae heeft Carolus Linnaeus in 1735 vanuit een religieus besef de hele door God geschapen natuur in kaart bracht. Zelfs de fabeldieren kregen een plek. Tot op heden wordt op zijn indeling – zonder de fabeldieren – voortgeborduurd.

Natuurlijk kon de Statenvertaling niet ontbreken, net zo min als Herfsttij der Middeleeuwen en de Bijdrage tot de herziening der Grondwet van Thorbecke, alle drie in Leiden geschreven en/of gedrukt. Maar wist u dat er in 1963 door studenten in Leiden ook een roofdruk is gemaakt van Wij slaven van Suriname? Actueel tot vandaag.

Wetenschap redt niet van inflatie of oorlog, maar deze bundel laat zien hoe schitterend het zoeken naar kennis, ordening en praktische toepassing kan zijn. En dat zoeken zal zich vast door meningen en complotten niet van de wijs laten brengen.

Lieve over Buitenleven

In Buitenleven van Nina Polak verhuizen Rivka en Esse samen van de stad naar het platteland, waar hun relatie onder spanning komt te staan. Rivka is schrijfster en vindt het moeilijk om zich aan te passen aan hun nieuwe omgeving. Haar vriendin Esse daarentegen heeft er minder moeite mee en merkt zelfs dat ze stukje bij beetje minder somber en angstig wordt van de natuur. Als psychiater Eva Alta hun leven binnendringt, met ongevraagde adviezen en wijsheden, ontstaat er frictie tussen Rivka en Esse.

Nina Polak beschrijft op een indringende manier hoe mensen binnen een gemeenschap reageren op nieuwkomers. Door de spanning die het hele boek blijft opbouwen, word je meegesleept in een wereld van jaloezie, liefde en manipulatie. De gedachtegangen van de personages zijn levendig en herkenbaar. Een boek dat nog wel even blijft hangen!

vertaald uit het Duits door Anne Folkertsma

Tatjana over Nastja’s tranen

Lang geleden mocht ik tijdens mijn studie Slavische Talen een groep begeleiden uit de voormalige Sovjet-Unie. Ik was hun informele tolk tijdens een toeristisch uitstapje in Amsterdam en ze keken hun ogen uit, vooral in de grote warenhuizen. Wat mij altijd is bijgebleven, en sindsdien heeft gefascineerd, was hun enorme drang om weer naar huis te gaan. Ondanks al onze luxe en overdaad wilden ze terug naar het moederland.

Natascha Wodin beschrijft dit thema van heimwee als geen ander. Als kind van ouders die in 1944 als dwangarbeiders door de nazi’s naar Duitsland werden gedeporteerd maakt zij van dichtbij hun gevoel van ontworteling mee. In haar eerste twee boeken beschrijft ze de dramatische geschiedenis van hun levens en de invloed ervan op haar eigen leven. Het zich gevangen voelen tussen Oost en West. Ook in haar nieuwste boek, Nastja’s tranen, wordt ze er weer mee geconfronteerd: ‘Alles wat ik allang achter me gelaten meende te hebben – de angst van mijn ouders, hun rechteloosheid, hun gevoel van onmacht, hun gevoel een speelbal te zijn – kwam nu via de achterdeur weer bij me binnen.’

In een prachtige vertelstijl, die soms bijna terloops aanvoelt (maar nooit onverschillig is!), vertelt Wodin het levensverhaal van haar Oekraïense werkster: Nastja is civiel ingenieur, maar kan na de afscheiding van de Sovjet-Unie in 1991 geen droog brood meer met haar vak verdienen. Haar land is vrij maar in chaos vervallen. Ze besluit haar uitzichtloze bedelaarsleven te verruilen voor een illegaal bestaan in Duitsland, waar ze met poetsen geld kan verdienen en haar familie in Kiev kan ondersteunen.

Gaandeweg lezen we hoe de Sovjetperiode diepe sporen heeft achtergelaten in Nastja’s leven en dat de heimwee naar het moederland wederom te groot blijkt.

vertaald uit het Fins door Annemarie Raas

Tess over De jacht op het snoekje

In De jacht op het snoekje vertelt de Finse schrijver Juhani Karila het verhaal van Elina Ylijaako en haar jaarlijkse reis naar haar geboortedorp. Daar moet Elina ieder jaar opnieuw proberen om binnen drie dagen de laatste snoek van het seizoen uit het Stakenven achter haar ouderlijk huis te vangen. Waarom? Dat wordt aan het eind van het boek uit de doeken gedaan.

Juhani Karila maakt dankbaar gebruik van de vreemde mythologische wezens die in de Finse folklore alomtegenwoordig zijn en geeft vervolgens zijn eigen draai aan deze creaturen. Een nix, een watergeest, heeft besloten om uit alle macht de snoek tegen Elina te beschermen en zo wordt Elina’s relatief simpele taak een race tegen de klok.

Door middel van flashbacks naar Elina’s jeugd komt de lezer er stukje bij beetje achter wat er is gebeurd en waarom deze vloek op Elina rust.

Ondertussen probeert een politieagente uit het zuiden Elina te arresteren. Ook die taak blijkt niet zo eenvoudig als je zou denken.

Deze debuutroman doet mij denken aan een van mijn favoriete boeken: De man die de taal van de slangen sprak van de Estse schrijver Andrus Kivirähk (wiens werk een inspiratiebron is voor Karila). Als fantasy-lezer genoot ik enorm van de absurdistische en mythologische aspecten van dit tragische liefdesverhaal!

Leestip: interview with Juhani Karila

Ine en Anna over De herinnerde soldaat

De herinnerde soldaat van Anjet Daanje verscheen in 2019 en bleef een tijdlang onder de radar. Toen, heel uitzonderlijk, verscheen er een daverende recensie in NRC. ‘Hoe is het mogelijk dat ik dit boek niet opgemerkt heb?’, verzuchtte de lyrische recensent. Lange tijd aarzelden we, een boek over de Eerste Wereldoorlog met van die lange zinnen en telkens het voegwoord ‘en’, we waren er niet van overtuigd dat het iets voor ons zou zijn. Maar nog voor we de eerste pagina hadden omgeslagen, waren we dat allemaal alweer vergeten, het boek hield ons een week lang in zijn greep.

Het verhaal is even simpel als briljant. Een paar jaar na de Eerste Wereldoorlog wacht een getraumatiseerde soldaat in een gesticht op het bezoek van een vrouw. Hij is zijn geheugen kwijt en hoopt dat zij hem gaat vertellen dat hij bij haar hoort. Meerdere vrouwen komen en gaan, tot er iemand verschijnt die zegt: jij bent mijn man en ik neem je mee naar huis.

De herinnerde soldaat is een moderne klassieker, een verpletterende liefdesroman, een oorlogsverhaal om nooit meer te vergeten.

Onlangs verscheen een nieuwe roman van Daanje, Het lied van ooievaar en dromedaris. Bejubeld in de pers als haar ‘magnum opus’ (NRC). Zodra we weer een week vrij hebben, gaat dat boek mee op vakantie.

Bram over Antiboy

Wat doe je als je je niet thuis voelt in je eigen lichaam en twijfelt over je identiteit? In het ‘coming of gender’-essay Antiboy van Valentijn Hoogenkamp volg je het hoofdpersonage Antiboy, dat na een noodgedwongen borstamputatie beseft niet langer als vrouw verder te hoeven leven.

De persoonlijke zoektocht van Antiboy naar zichzelf laat indringend en genuanceerd zien hoe dwingend genderconstructies kunnen zijn. Je leest hoe Antiboy vanaf zijn jeugd zich al niet op zijn plek voelt en hoe dit afstand tot hemzelf creëert: ‘Mijn lievelingsjurk, mijn bescherming (…) Ik trok hem aan over mijn trainingspak, met mijn handen in mijn zij creëer ik een taille. Het meisje in de spiegel doet met doffe ogen hetzelfde.’

Ook de verwachtingen van anderen leggen een enorme druk op de hoofdpersoon. Soms zijn die verwachtingen heel onaangenaam: een arts meldt doodleuk dat ‘het esthetisch ongewenst is als een vrouw geen borsten heeft’. En soms zijn ze heel begrijpelijk, als oma aan Antiboy vraagt wie hij nu is. ‘Uw kleinkind,’ antwoordt hij. ‘Ik noem mijn meisjesnaam en dan mijn nieuwe naam.’

‘Gefeliciteerd zeggen mensen nu vaak tegen me. Alsof ik net geboren ben.’

Een mooi, heftig en belangrijk boek.

Herman over Een blijvend bezit

‘Je mist meer dan je meemaakt,’ schreef Martin Bril. ‘Helemaal niet erg,’ voegde hij eraan toe. Dat klopt zonder meer als het om boeken gaat; alleen al aan het lezen van recensies kun je een halve dagtaak hebben, en dan heb je nog geen letter van de besproken teksten gelezen. Bril heeft gelijk, maar toch is het voor de meesten van ons verdrietig dat we van fameuze teksten uit de klassieke oudheid vrijwel niets gelezen hebben. Voor dat verdriet is er nu een zakdoek.

Een blijvend bezit, verzameld door Emilia Menkveld en Vincent Hunink, geeft je de prachtkans om in zestig korte teksten een begin van een overzicht te krijgen van de klassieke literatuur. De eerste tekst is van Homeros (ca. 800 v.C.) en de laatste van Boëthius (ca. 500 n.C.). Bekend of niet, vrijwel iedere gekozen tekst is een plezier om te lezen. Lees het verhaal van Narcissus, denk niet aan bekende politici, maar geniet en mijmer misschien een beetje over uzelf. Lees hoe Sokrates in een komedie van Aristofanes belachelijk wordt gemaakt en lach misschien een beetje om uzelf. Enzoverder.

En dan is iedere tekst ook nog eens voorzien van een korte, heldere inleiding over zowel de auteur als de tekst. Over Medea leest u dat ze al in de oudheid ‘all over the place’ was. Bij Caesar, ‘megalomane maniak en massamoordenaar’, is het volgens de inleiders moeilijk om hem zijn slachtoffers te vergeven, maar ‘gemakkelijk of zelfs verleidelijk om het te vergeten. Want Caesar heeft zich ook in de literatuur onsterfelijk gemaakt’. En na die inleiding volgt Caesars beschrijving van de Gallische en Germaanse cultuur. Lezen, ook als u meent minder barbaars te zijn dan Caesar beschrijft.

vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema

Ine over Dit soort kleinigheden

Ik hou van boeken die je op een zondagmiddag kunt uitlezen en die je daarna nog even fijn kunt laten doorsudderen. Dit soort kleinigheden van de Ierse Claire Keegan is zo’n boek. Het verscheen al in 2021 en bleef relatief onopgemerkt, tot het afgelopen zomer werd genomineerd voor de Booker Prize (die ze helaas niet won).

Het zijn de grauwe jaren tachtig, het tijdperk van iron lady Margareth Thatcher, heftige protesten in Belfast, grote werkeloosheid en bittere armoede. We volgen Bill Furlong, kolen- en houthandelaar in een klein stadje in Zuidoost-Ierland waar iedereen elkaar kent en waar veel mensen met hun jas aan slapen omdat hun huizen zo koud zijn als bunkers. Bill is kind van een ongehuwde moeder. Zijn vader heeft hij nooit gekend, maar hij heeft het geluk gehad dat iemand anders zich over hem heeft ontfermd. En nu heeft Bill zelf een gezin met vijf dochters, op wie hij apetrots is. Zijn leven is op orde en hij wil er alles aan doen om dat zo te houden. Maar wanneer hij vlak voor kerst bestelde kolen wil afleveren bij het plaatselijke klooster, treft hij in het kolenhok iets aan wat zijn voorstellingsvermogen te boven gaat. ‘Waarom was datgene wat het dichtstbij was zo vaak het moeilijkst om te zien?’

Dit soort kleinigheden is een indringend verhaal over mededogen, moed en rechtvaardigheid. Keegan beschrijft het met Dickensiaanse verwijzingen en veel gevoel voor sfeer – kou, regen, kraaien, kersttaart, warme kruiken voor de nacht – en weet in enkele pennenstreken een wereld op te roepen die je meteen voor je ziet. Een prachtige vertelling met een boodschap, voor bij de kerstboom.

Jacinthe over Morris – De jongen die de hond vond

‘Morris was op weg naar huis. In zijn armen gromde een hond. Een niet heel grote. Het was de hond van zijn oma, maar ook een beetje die van hem, omdat hij bij zijn oma woonde.’ Zo begint de onlangs verschenen wintervertelling van Bart Moeyaert, die wonderschoon van eenvoud is. Morris woont bij zijn oma in de bergen omdat ‘er verdrietige dingen gebeurd zijn’. Meer woorden maakt Moeyaert er niet aan vuil.

De hond heet niet voor niets Houdini: ‘Een hok was om te lachen. Geen ketting hielp. Hoeveel sloten er ook op zaten.’ Aan Morris de taak om haar steeds weer veilig uit de bergen naar huis te brengen. Verdwalen doet de jongen gelukkig allang niet meer, omdat hij sommige stenen en bomen een naam heeft gegeven. Door de Scheve Spar bijvoorbeeld weet hij hoe ver hij nog naar boven of naar beneden moet.

Dat je met een naam meer bestaat dan zonder, weet ook Morris’ oma die haar kleinzoon probeert te helpen bij zijn verdriet. In meesterlijke, korte zinnetjes vol prachtige vondsten schetst Moeyaert wat er gebeurt als Houdini zich tijdens een sneeuwstorm toch weet los te worstelen. ‘Een vrieskoud avontuur, waarvan je gaat gloeien,’ vermeldt de flaptekst. Dat geldt niet alleen voor het verhaal, maar ook voor het prachtige kleurenpalet van beeldend kunstenaar Sebastiaan Van Doninck. Een boek dat je meteen weer wilt weggeven, omdat iedereen het zou moeten lezen. Vanaf 7 jaar.

Lieve over Beitelaar

Beitelaar van Ted van Lieshout gaat over de vijftienjarige Antonij, die op een begraafplaats in een klein dorpje werkt. Als hij op een warme zomerdag een man ontmoet die aan het beitelen is aan een graf, is Antonij meteen geïntrigeerd. De man heet Leo Gans, hij is 41 jaar en familie van de begraafplaatseigenaar. Die dag gebeurt er iets tussen de man en de jongen, waardoor Antonij een schriftelijke verklaring moet afleggen voor de advocaat van Leo Gans. Uit de vier schriftelijke verklaringen en de reactie van de advocaat kom je er niet alleen achter wat er die dag is voorgevallen, maar ook wat er eerder zowel met Antonij als met de familie van Leo is gebeurd.

Eerst was mij niet duidelijk waarom Ted van Lieshout ervoor gekozen heeft om Leo’s familiegeschiedenis onderdeel van het verhaal te maken; die leek een beetje buiten het thema te vallen. Maar hoe verder ik las, hoe beter ik de overeenkomsten tussen de familie Gans en Antonij begreep. Beiden worstelen met schuldgevoelens en met de vraag of zij de waarheid moeten vertellen of juist niet. Het boek beschrijft heel mooi hoe Antonij zich beklemd voelt door de volwassenen om zich heen, en hoe die en hijzelf omgaan met zijn slachtofferschap. Naast de knappe manier waarop het verhaal is opgebouwd, verbaasde me het hoe goed Van Lieshout, toch een volwassen man, de gedachten en het gedrag van een tiener beschrijft zonder dat het geforceerd voelt. Antonij is op zijn eigen manier grappig en bijdehand, maar ook intelligent en eloquent. Niet alleen een mooi, maar zeker ook een belangrijk boek.

Tess over Babel

Babel (nog niet in het Nederlands vertaald) van de prijswinnende fantasyschrijfster Rebecca F. Kuang speelt zich af in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Robin, een jonge wees uit China, vertrekt op uitnodiging van een Engelse professor naar Londen, waar hij een beter leven krijgt aangeboden. Daar wordt hij klaargestoomd voor een opleiding aan het vertaalinstituut Babel in Oxford. Robin komt er al snel achter dat Babel niet alleen een onderwijs- en onderzoeksinstituut is, maar ook een onmisbare pion in het Britse koloniale imperium. Robin zal moeten kiezen waar zijn loyaliteit ligt: bij Babel of bij zijn vaderland?

Babel snijdt grote thema’s aan, als kolonialisme, racisme en academia (kritische beschouwing van elitaire universiteiten) en is een spannende mix van historische fictie en fantasy.

Het boek is prachtig geschreven. Meermalen heb ik mooie zinnen zitten onderstrepen.

‘But the future, vague as it was frightening, was easily ignored for now; it paled so against the brilliance of the present.’

Bovendien is Babel een heerlijk boek voor mensen die van taal houden. Vertalen is macht in de wereld van Babel en voor een ex-vertaalstudent was dit boek echt smullen.

‘Translation involves a spatial dimension – a literal transportation of texts across conquered territory, words delivered like spices from an alien land.’

Inschrijven nieuwsbrief