Onze favorieten
Beroepslezen
De leesclub van…
Pubers en poëzie
Grepen uit de geschiedenis
Jonge lezers
Braaf in de boekhandel
Inschrijven nieuwsbrief
Politieman Jan Nap
‘Literatuur is onontbeerlijk in de lesprogramma’s die ik als adviseur bij de Politieacademie voor de politietop maak. Het klinkt misschien vreemd, maar de politie is de gevaarlijkste organisatie van het land: een agent is dienstbaar, maar draagt ook een wapen en handboeien. Als leidinggevenden moeten we ons steeds opnieuw afvragen: wat is goed politiewerk? Daarom praat ik veel met wijkagenten en loop ik geregeld mee op straat. Iedere agent krijgt onherroepelijk te maken met de schaduwkanten van het leven; vechtpartijen, vermiste kinderen, uithuisplaatsingen. Probeer dan maar eens altijd het goede te doen. Politiewerk is moerassig en tunnelvisie of gevoelens van machteloosheid liggen altijd op de loer.
Fictie is hét middel om ‘rekoefeningen’ te doen: het leert je om rijker waar te nemen en je te verplaatsen in de ander. Frank Westerman zegt in Stikvallei “Dit zijn de feiten, maar wat is er gebeurd?” Bestuurders zijn drukke mensen dus ik ben meestal op zoek naar dunne boekjes. De weg van de mens van Martin Buber is mijn favoriet. In deze chassidische verhalen laat Buber zien dat iedereen altijd en overal een unieke bijdrage kan leveren en dat de wereld iets mist als we dit niet doen. Maar ook een roman als Apeirogon van Colum McCann, toch een dikke pil, maakt veel indruk. Over dit boek dat vanuit een oneindig aantal perspectieven het verhaal vertelt van een Joodse en een Palestijnse vader die beiden hun dochter verliezen, wordt vaak nog lang nagepraat.
Toen ik in 2013 Ester Naomi Perquin – destijds dichter des Vaderlands – vroeg om over de alledaagse werkelijkheid van het politiewerk te schrijven, was er aanvankelijk wat scepsis vanuit de top: “Is poëzie niet te elitair?” Nee dus! “Dit is de kern,” hoorde ik van politiemensen die haar bundel Lange armen hadden gelezen. Of het nu gaat om de agent uit het gedicht Zoek die een vermist meisje probeert te vinden (“Achter je rug ligt steeds de plaats waar niemand zoekt. En jij staat altijd ergens met je rug naartoe.”) of de politieman die in Terug wakker ligt omdat hij een kind niet van de verdrinkingsdood heeft kunnen redden (“Iemand zei: wie je niet redt blijft je langer bij dan hele rijen op het droge.”) – iedere agent herkent zich in haar gedichten.’
Interview en foto: Jacinthe Sykora